Twan Dings (1930) is tien jaar als de Duitsers op vrijdag 10 mei 1940 Nederland binnenvallen. Hij  woont op dat moment met zijn ouders, broers en zussen op de Bongerdstraat 28 waar zijn vader een bakkerij annex kruidenierswinkel heeft. Op de plek waar Twan gewoond heeft is nu frituur De Stevel. Het is vroeg in de morgen als Twan allerlei geroezemoes op de straat hoort. Een geluid dat Twan voorheen nooit gehoord heeft en zeker niet op een vroege vrijdagmorgen. Als Twan naar buiten loopt ziet hij de gehele Muntstraat vol staan met paarden en wagens. Overal staan en liggen Duitse soldaten, sommige eten bij de veldkeukens die de Duitsers hebben meegebracht. Nieuwsgierig geworden kruipt Twan tussen alle soldaten door en bekijkt alles. Omdat ze thuis ook een paard hadden is dit voor hem extra interessant. Twan Dings: Ik had geen idee wat de soldaten kwamen doen. Ik was alleen maar nieuwsgierig en het begrip oorlog had ik nog nooit gehoord. Mijn vader had wel de Eerste Wereldoorlog meegemaakt maar had daar nooit over verteld. Veel later pas begreep ik wat het vreselijke woord inhield. Met name toen we zelf door het oorlogsgeweld werden getroffen.” Al snel na de inval nam het leven in Tegelen zijn normale gang. “Vader bleef gewoon brood bakken en moeder verkocht de kruidenierswaren. Ik ging, samen met mijn broers en zussen, gewoon naar school, de Sint Jozefschool. Tijdens de oorlog ben ik nog naar het Thomascollege in Venlo gegaan maar daar moesten we op een gegeven moment weg omdat de Duitsers het gebouw in bezit namen. In de laatste jaren van de oorlog begonnen we enigszins de schaarste te merken. Waar we eerst het brood met onze bakkerswagen rondbrachten gingen we later over op de bakfiets en nog later met paard en wagen. Van de auto hebben we nog trouwens de motor in onze tuin begraven zodat de Duitsers hem niet mee konden nemen. En toen kwam de 3e december 1944.” En verder: “Bij ieder bombardement gingen wij naar onze buren, de familie Houx. Deze hadden een carrosseriebedrijf en hadden een kelder met een betonnen dek. Wij hadden een houten vloer in de kamer en waren bang dat als het huis zou instorten de muren dwars door de vloer zouden slaan en ons in de kelder zouden bedelven. Wij waren niet alleen, andere buren waren ook welkom bij Houx. In totaal zaten er 23 personen tijdens het luchtalarm te wachten tot alles weer rustig werd. We hadden geen kachel en het was er beestig koud. Op 3 december 1944 ging het geheel mis. Een heftig bombardement trof ook Tegelen en vernielde tal van huizen.” Dings: “Het was zondagmorgen heel vroeg als we door het luchtalarm worden gewaarschuwd. Terwijl we naar de buren rennen zag ik al dat het huis van Assmann aan de Venloseweg in brand stond. Ook een opslagruimte achter ons huis werd getroffen. Naast deze opslagruimte was onze stal met een aantal varkens en ons paard. Ik ben toen stiekem de kelder uit geslopen, heb de varkens losgelaten los gelaten en het paard meegenomen naar de overkant van de weg. Ik was namelijk bang dat de brand naar onze stallen zou uitslaan en dat de dieren zouden verbranden. Aan de overkant heb ik het paard aan een boom vastgebonden. Toen het bombardement was afgelopen bleek dat ons huis grotendeels was weggeslagen. Ook het huis van Houx was zwaar getroffen.” Twan: “Ik ben toen snel naar de overkant gegaan om te kijken wat er met ons paard was gebeurd. Aan de boom hing alleen nog maar zijn tuig. Het paard was weg. Vlakbij was een granaat ingeslagen en blijkbaar was het dier hier zo van geschrokken dat het zich had losgerukt. Ik heb een uur door Tegelen gerend tot dat ik eindelijk bij de familie Beurskens uitkwam. (Mooder Niës, jw). Deze hadden ons paard over de weg zien rennen en het tijdelijk in een van hun stallen gezet. Ik kreeg me een geweldige reprimande van Beurskens dat ik zo onverantwoordelijk was geweest. Maar ik had ons paard weer terug. De varkens heb ik trouwens niet meer gezien.” Wat Twan en zijn familie niet terug kregen was hun huis. Alleen de achterbouw van de bakkerij stond nog overeind maar was voor bewoning totaal ongeschikt. In eerste instantie vindt de familie Dings onderdak bij de oma van Twan aan de Parallelweg. Later worden ze geplaatst in de woning van de oom van Twan die vanwege NSB activiteiten uit het huis is gezet. Twan: “Na de oorlog zijn we langzaam begonnen met de opbouw van onze woning. Achter de Munt lagen allerlei bakstenen die we gebruikt hebben om ons huis weer op te bouwen. Om mijn broers en mijn vader een riem onder hun hart te steken heb ik op de gevel van ons verwoeste huis “Kop op” geschreven. Omdat we niet in de woning van mijn oom konden blijven zijn we terug verhuisd naar de Bongerdstraat waar we jarenlang in de kelder hebben gewoond. In 1950 was alles weer klaar en werd de bakkerij en kruidenierswinkel weer feestelijk geopend.”

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn aangegeven met *

Plaats reactie