Update op 1 december 2024

In dit artikel beschrijven we de Collectie Arbeidsinzet van het Rode Kruis, we lichten enkele Tegelse personen eruit en we tonen een namenlijst van de 250 Tegelse mannen en vrouwen die in de collectie te vinden zijn. We vragen over de personen die werden ingezet meer informatie over hun tewerk stelling in Duitsland. Iedere hulp is welkom!

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden jonge mannen en vrouwen uit door Duitsland bezette gebieden gedwongen om in de nazi-Duitse oorlogseconomie Duitse mannen te vervangen die als soldaten dienden. Ook uit Tegelen en Steyl zijn inwoners ingezet in Duitsland. In de eerste jaren gebeurde dit met een salaris. In de laatste jaren werden inwoners steeds vaker verplicht te werken zonder vergoeding. Het Nederlandse Rode Kruis (NRK) verzamelde na de oorlog gegevens van de tewerkgestelden. Deze Collectie Arbeidsinzet is recent online gekomen op de website van het Nationaal Archief. We vinden daar ook gegevens van meer dan 250 mannen en vrouwen uit Tegelen en Steyl. En er ontbreken er nog velen op de lijst.

Onze leden Sjeng Ewalds en Jos Wolbertus duiken hier momenteel in. We zijn op zoeken naar meer informatie over deze mannen en vrouwen en hun periode van de Arbeitseinsatz. Dit kunnen persoonlijke (overgedragen) verhalen zijn (vertellingen, dagboeken, etc.), documenten (overeenkomsten/Bescheinigung, loonstroken) en/of foto’s. We horen het graag.

Onderstaande verhalen zijn samengesteld door Sjeng Ewalds en Jos Wolbertus. 

Deze pagina bevat informatie over:

  1. Collectie Arbeidsinzet
  2. Zuckerfabrik Grosz Mahner in Salzgitter waar 7 Tegelenaren werden ingezet
  3. Krupp Essen, een kleine Tegelse kolonie waar 24 Tegelenaren te werk werden gesteld
  4. Wiel van Eijk (1921-1982), Leonardus Reijnders (1917-1984), Piet Holtman (1920-1980) en Jacques Koppers (1912-1953) werken met explosieven bij Dynamit
  5. Joachim Beurskens (1918-1987)
  6. Andreas D’Heur (1861-1945)
  7. Vader Gerhard (1890) en zoon Gerard Ficker (1924)
  8. Frits Gielen (1909)
  9. Piet Broekman (1916-1978)
  10. Wiel (1918) en Frits (1925) Bongaarts
  11. Mathieu Cleophas (1909-1991)
  12. Baer Pelzer (1916-2001)
  13. Pierre Stoffels (1918-1992)
  14. Josef Hamakers (1924-1944)
  15. Cornelis Houthooft (1907-1945)
  16. Frans Meijboom (1914-1997)
  17. De neven Joseph (1909-1945) en Alphons (1908-1994) Kreykamp
  18. Wilhelm Jozef Martens (1918-1950)
  19. Frans Engelen (1927-1992)
  20. Sjeng Lemmen (1909-1975)
  21. Pater Sjraar Schrömbges (1921-1993)
  22. Louise Engelen (1913-2010) – verliefd op een Engelse soldaat
  23. Pierre Jean Corneille Beckx (1923-2007)
  24. Alex van der Heyden (1921 – 1988) – een goed doordachte vlucht
  25. Jan (Sjeng) Huys (1913 – 1981)
  26. Lei Huys (1925-2009)
  27. Theo Janzen (1922-2012)
  28. Conradus (Coen) Cremers (1924-1993)
  29. Antonius (Twan) van Crooy (1914-1986)
  30. Louis (Lot) Sprengers (1917-1994)
  31. Johannes (Sef) Gubbels (1923-2003)
  32. Jac. Bongaerts (1920-1997) en Louis Orval (1923-2011)
  33. Dries (1920-1980) en Joep (1922-1992) Heeren
  34. Johanna Koppers (1920 – 2000) – een moeilijke zoektocht met twee verhalen
  35. Sjeng Leurs (1913-1973)
  36. Lijst Tegelse mannen en vrouwen in Arbeitseinsatz

 

0.- Bedrijven die we niet kennen

We missen nog veel verhalen. Zo zijn diverse Tegelenaren ingezet bij bedrijven die we nu niet meer kennen. De lijsten die het Nationaal Archief op haar website heeft gepubliceerd inzake arbeidsinzet zijn veelal opsommingen van bedrijven met hun “medewerkers” waarvoor een bijdrage aan de Krankenkasse, de ziektekostenverzekering, is betaald. Veel van deze lijsten zijn opgesteld door de ambtenaren in de omliggende gemeentes. Helaas zijn bij de namen van de bedrijven, buiten de bedrijfsnaam, geen verdere gegevens bekend. Daardoor lopen ook wij vast. De genoemde namen hieronder staan op lijsten van de gemeente Mönchen Gladbach en Kempen. Dat wil niet zeggen dat de bedrijven hier gevestigd waren, Vele dorpen rondom Mönchen Gladbach en Kempen horen hier ook bij. En als er geen vestigingsplaats bij staat is het erg lastig zoeken. Daarbij komt ook nog dat het veelal kleine bedrijven zijn die vaak niet meer bestaan. Onderstaand wat namen van bedrijven waarvan we weten dat er Tegelenaren zijn ingezet voor de Arbeidseinsatz in omgeving Mönchen Gladbach en Kempen, maar we weten niet precies waar. Mocht u naar aanleiding van deze lijst meer informatie hebben horen we dat graag.

  • Hendrix Peter L, 29.07.1910, onbekend bedrijf Mormels
  • Hendricks Peter Johannes, 26.02.1900, onbekend bedrijf Güsken
  • Hendricks Hendrick, 13.09.1876, onbekend bedrijf Leyendecker
  • Hendricks Anton, 10.07.1907, onbekend bedrijf Leyendecker
  • Hekkens M., 23.06.1911, onbekend bedrijf Van Boxtel
  • Horck van Christiaan, 16.02.1902, onbekend bedrijf Sander
  • Hovens Jakob, 08.03.1924, onbekend bedrijf Hovers
  • Hovens Ch., 19.03.1914, onbekend bedrijf Pegels
  • Linssen Anne, 12.01.1923, onbekend bedrijf Wefers
  • Leenen Johannes, 30.01.1916, onbekend bedrijf Kreuzburg
  • Leenen Peter, 13.12.1919, onbekend bedrijf Kothen
  • Post Willem Hendrik, 29.10.1923, onbekend bedrijf Hurtz
  • Weber Gerhard, 27.11.1922, onbekend bedrijf Hoeveler
  • Zo staan er nog verschillende namen bij andere “Kreisen” van Tegelenaren die ingezet zijn om de Duitse industrie op gang te houden maar waarvan onduidelijk is waar zij zich precies bevonden.

 

Mocht u informatie hebben over uw familielid of anderen betreffende arbeidsinzet dan horen wij dit graag via info@hktegelen.nl

 

1.- Collectie Arbeidsinzet

Na de oorlog heeft het NRK gegevens verzameld over Nederlanders die in Duitsland te werk zijn gesteld. Een groot deel van het NRK archief is verloren gegaan. Je zult dus niet altijd de naam vinden die je zoekt. Bijna alle gegevens zijn afkomstig uit Duitsland. Je vindt dus geen gegevens over Nederlanders die in Nederland (bijvoorbeeld vliegveld Venlo), Frankrijk (Atlantikwall) of andere Europese landen tewerk zijn gesteld. Verder staan er ook personen in met de Nederlandse nationaliteit die, soms al lang, in Duitsland woonden of verbleven, bijvoorbeeld i.v.m. werk of huwelijk.

In de indexen staan soms spelfouten, die kunnen niet gecorrigeerd worden. Als de persoon is geboren na 1922 en overleden is buiten Nederland, staat deze ook niet in de overzichten.

Het zijn bijna alleen namenlijsten met geboorteplaats, soms met huisadres. Je kunt zien waar de personen tewerk gesteld zijn. Soms staat het bedrijf vermeld, soms de fabriek, soms met adres, soms de tijd die men er verbleef, soms de gemeente, soms met een kleine toelichting, zoals “niet terug gekeerd verlof”. Soms gaat de lijst over een opname in een ziekenhuis.

Er staan dus geen uitgebreide verhalen over de betrokkenen. Maar toch kan het informatie geven waarmee verder onderzoek mogelijk wordt. Zeker als je weinig weet over de gezochte persoon. Enkele voorbeelden met dank aan Sjeng Ewalds en Jos Wolbertus.

 

2.- Zuckerfabrik Grosz Mahner in Salzgitter

Suikerfabriek Grosz Mahner, Salzgitter. Bron: Beitrage zur Ortgeschichte, Leuschner, Lux, Müller,Schmidt

Bij de namenlijst in het nationaal Archief over de arbeidsinzet bij deze fabriek staan bij haar naam diverse documenten met namen van mannen uit Tegelen. Hoewel er aan deze kant van de Maas geen kerkrazia’s plaatsvonden, staan er toch 7 Tegelenaren op deze lijst. Mogelijk waren zij ondergedoken aan de andere kant van de Maas of waren zij in de regio, of toch in Tegelen, op 7 of 8 oktober opgepakt. Wie waren deze Tegelenaren?

  1. George RM van Basten Batenburg *18-02-1924 Kasteellaan 4 Tegelen Ongehuwd
  2. Eugene OHM van Basten Batenburg *07-03-1926 Kasteellaan 4 Tegelen Ongehuwd
  3. HHJ op het Broek *18-08-1899 Gasthuisstraat 56 Tegelen Gehuwd, 5 kinderen
  4. Peter Paulus Lücker *06-10-1894 Hoogstraat 4 Tegelen Gehuwd, 4 kinderen
  5. Lei Huys *25-11-1926 Spoorstraat 74 Tegelen Ongehuwd (zie ook het verhaal verderop)
  6. Theodorus Schell *02-10-1891 Steylerstraat 48 Tegelen Gehuwd, 5 kinderen
  7. Jac.Hub Schell *28-11-1924 Steylerstraat 48 Tegelen Ongehuwd.

Bron: Nationaal archief

Verder vinden we nog op de arbeiderslijsten van de fabriek:
– Hendrik G ter Brok *17.06.1889.

Een brief is van het “Deutches Roter Kreuz” (DRK) aan het Nederlandse Rode Kruis (NRK). Het blijkt dat zij te werk gesteld waren bij de “Zuckerfabrik” in Gross-Mahner bij Sallzgitter. Dat ligt onder Braunschweig bijna 400 km van Tegelen verwijderd. Op de lijst staan in totaal 150 namen.  Deze mannen zijn 8-10-1944 opgepakt bij de kerkrazia’s aan de overkant van de Maas in Noord en Midden-Limburg. Het vertrek was zo gehaast verlopen dat ze onvoldoende kleren mee konden nemen. In een eerste document in het Nationaal archief vraagt het Duitse Rode Kruis het Nederlandse Rode Kruis om de familieleden in te lichten over hun verblijfplaats en doet het verzoek om kleren en levensmiddelen op te sturen.

Namen van Tegelenaren die op de suikerfabriek onder erbarmelijke omstandigheden hebben gewerkt. (bron Nationaal archief)

De Kerkrazia’s in Noord en Midden Limburg in het najaar van 1944 staan uitvoerig beschreven in het boek van Fred Cammaert uit 1996 met de titel “Sporen die bleven”. Achter in het boek staan de namenlijsten van gedeporteerden uit de diverse dorpen. Er staan 150 namen in de brief van het DRK. Zij komen uit Sevenum 51, Grashoek 46, Helden 17, Helenaveen 8, Deurne 8 en nog enkele dorpjes.

George was dus samen met zijn jongere broer Eugene van Basten Batenburg. Eugene is 11-6-2020 overleden in Beegden. Van de familie Schell waren het vader en zoon.

George van Basten Batenburg (Nationaal Archief, collectie Indische Paspoorten)

Een tweede document is van de “Oberbürgermeister” in Watenstedt-Salzgitter aldaar met een lijst met namen van tewerkgestelden in de suikerfabriek gedurende de oorlog. Daarin staat dat zij van 13-10-1944 tot 28-11-1944 “Beschäftigt” waren op de suikerfabriek. Waar zij in de maanden erna te werk gesteld waren, kunnen we niet uit de papieren halen.

Een derde document meldt dat George van Basten Batenburg in het ziekenhuis (Städt.Krankenhaus Drütte im Über-Braunschweig) is opgenomen geweest van 25 tot 30-12-1944. De reden waarvoor staat helaas niet vermeld. Na een week kon hij blijkbaar weer terug naar zijn werk.

Op bladzijde 199 tot en met 201 beschrijft Cammaert in zijn boek het leven in de suikerfabrieken rond Salzgitter.
De eerste indrukken bij aankomst in Gross-Mahner waren vreselijk. We zagen daar Russen, Polen en Italianen, gehuld in lompen en met opgezwollen ledematen. Ze zagen er miserabel uit, geheel vermagerd en verarmd. Het merendeel kwam terecht in een smerig, van luizen vergeven barakkenkamp bij de fabriek. Er was vaak luchtalarm, soms gevolgd door bombardementen. Schuilen in Gross-Mahler was uit den boze. Met knuppels sloegen de bazen hun dwangarbeiders uit de bunker, terug de fabriek in. Voor zover zij na de bietencampagne niet werden overgeplaatst, moesten zij de fabriek poetsen en puin ruimen, tot in de verre omtrek. Sommigen moesten bij de gemeentewerken gaan werken, anderen moesten hout kappen in de omringende beukenbossen. De grootste pechvogels werden naar de ijzergieterijen van de Hermann-Göring-Werke gestuurd waar altijd arbeidskrachten nodig waren. Een aantal dwangarbeiders werd naar Polen doorgestuurd.
Rond 12 april 1945 kwamen de Amerikaanse pantsereenheden ter plaatse en was men bevrijd.

Deze zeven Tegelenaren zijn allen weer in Tegelen teruggekeerd.
Velen van hun zullen, na terugkomst, geprobeerd hebben om hun normale leven weer op te pakken. Bekend is dat de meesten niet spraken over deze uiterst ingrijpende ervaringen. Ook voor George van Basten Batenburg is de oorlog nog niet over. Hij vertrekt naar Nederlands-Indië waar hij als reserve luitenant bij het KNIL diende. In 1952 vraagt hij in Indië nog een paspoort aan en wordt als zijn beroep “planter“ genoemd.

 

3.- Krupp Essen, een kleine Tegelse kolonie

Ook Gerard Adams (30-7-1921 – 12-04-2009) werd voor de arbeidsinzet opgepakt. Zijn bestemming blijkt, volgens bovenstaand document, de gietstaalfabriek van de Firma Krupp te zijn geweest.

Maar Gerhard Adams was niet de enige Tegelenaar die bij gigantische staalfabriek werkte. In de lijsten, beschikbaar gesteld door het Nationaal Archief, vinden wij buiten Adams:

  • Beurskens, Peter 19-03-1923
  • Bongaarts, Wiel 26-11-1918 (zie ook apart verhaal verderop)
  • Bongaerts, Willem 23-11-1922
  • Cruysberg, Frits 25-7-1920
  • Deinum v, Johannes 14-7-1920
  • Dijk van, Mathias 25-3-1917
  • Doesborg, Johan 113-1923
  • Eijk van, Paulus 1-12-1918
  • Faassen, Jakobus 31-10-1915
  • Faassen, Johannes 6-3-1924
  • Göppel, Jakobus 6-11-1922
  • Hendriks, Wilhelmus 4-5-1922
  • Holtman, Jakobus 9-4-1923-
  • Hovens, Cuno 27-4-1912
  • Jansen, Gerardus 10-3-1920
  • Jomel van, JJ 15-4-1912
  • Joosten, Peter 12-1-1924
  • Roermermann, Mathias 18-9-1916
  • Saelmans, Stephan 9-1-1921
  • Verlinden, Hendrik 28-6-1922
  • Verscharen, Jacobus 24-3-1907
  • Vervoort, Lambertus 23-11-1922
  • Willemsen, Martinus 16-5-1922

Namen en geboortedata zoals geschreven zijn letterlijk overgenomen. Schrijfwijze en geboortedatum personen kan afwijken. Het kwam regelmatig voor dat arbeiders valse namen cq geboortedata opgaven.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden hier in totaal meer dan 35.000 arbeiders ingezet. Van deze 35.000 kwamen er 3005 uit Nederland waaronder dus ook uit Tegelen.

Krupp was al lang betrokken bij de productie van oorlogsmateriaal. Al in 1934 en 1936 bezoekt Hitler de fabriek en de fabriek profiteert hiervan door grote orders binnen te slepen. In 1937 bezocht Hitler, nu vergezeld van Mussolini, de fabriek voor de derde keer.

Arbeiders kregen in het begin een arbeidscontract aangeboden. Men kon kiezen tussen een half jaar of een geheel jaar. Veel arbeiders die het contract uitdienden kwamen niet meer terug. Vertrok men eerder dam de contractdatum aangaf werd dit als “Vertragsbruch”aangezien. Dit gold ook voor Gerard Adams die het zelfs na een dag al heeft gezien.

Al voor de oorlog produceerde Krupp militaire vrachtwagens.  In de gietstaalfabriek, waar Adams blijkbaar een dag heeft gewerkt, werden ontstekers voor bommen gemaakt. In 1944 moesten de meeste vaste medewerkers ingezet worden om als soldaat de fronten te gaan bewaken. In plaats van geschoold personeel kreeg Krupp slechts enkele honderden Hongaarse vrouwen toebedeeld.

In 1943 werd de gietstaalfabriek voor het eerst aangevallen. Maar liefst 30.000 bommen vielen op zowel de fabriek alsook op de omringende woonwijken. In totaal is de fabriek 55 keer gebombardeerd. Een derde werd totaal vernield en nog een derde gedeeltelijk. Na de oorlog werd de fabriek grotendeels door de geallieerden ontmanteld.

.

De vernielde gietstaalfabriek van Krupp in 1945. Bron: Bundesarchiv, Essen

 

4.- Wiel van Eijk (1921-1982), Leonardus Reijnders (1917-1984), Piet Holtman (1920-1980) en Jacques Koppers (1912-1953) werken met explosieven bij Dynamit

Wiel van Eijk

Op regel 3 van dit overzicht van arbeiders van de firma Dynamit in Lichtenau staat Wilhelm Gerard van Biyk, geboren 26.12.1921. In werkelijkheid is dit Wiel van Eijk, geboren 26.11.1921, woonachtig in Tegelen, Industriestraat 41. Of Wiel zijn naam bewust verkeerd heeft opgegeven om represailles richting zijn familie te voorkomen of dat de Duitsers, welk ook voorkwam, gewoon de naam verkeerd geschreven hebben, is helaas niet bekend. Op 10 oktober 1942 arriveert Wiel van Eyk bij Dynamit in 1942 om daar uiteindelijk tot 20 september 1944 te verblijven. Of hij vanuit Lichtenau gelijk naar huis is gestuurd of dat hij gevlucht is, is helaas niet bekend.

Einddatum Wiel van Eijk, bron Arolsen archief

 

Een andere Tegelse jongeman die Wiel daar mogelijk getroffen heeft is

Leonardus Reijnders

Leonardus komt een week na Wiel aan in Lichtenau maar hoeft blijkbaar, volgens de gevonden documenten, niet gelijk aan de slag. Hij verblijft op dat moment, evenals Wiel van Eijk, in Lager Herzog. Pas op 27 oktober wordt hij ingeschreven. Of hij toen al ziek is geweest weten we helaas niet. Wel dat hij in januari en april 1943 en in mei/juni 1944 tijdelijk met klachten bij de dokter is geweest. Opmerkelijk op zijn medische kaart is het “Krankengeld” welk hij blijkbaar uitgekeerd kreeg.

Bron: Arolsen Archief

 

Ook de zoon van Leonard Reijnders heeft het verhaal van zijn vader voor ons opgeschreven. Hierdoor worden nog meer details verduidelijkt wat deze mannen daar hebben moeten doorstaan.

Leonardus Wilhelmus Reijnders (roepnaam Lei) werd op 23 augustus 1917 te Tegelen geboren. Werkzaam was Lei in de kleiwarenindustrie bij Russel-Tiglia. Op zijn persoonskaart staat vermeld dat hij eind dertiger/begin veertiger jaren van de vorige eeuw ook als leerling in de bloemisterij werkzaam was en daarom niet bij zijn ouders woonde in Steijl (Arnoldus Janssenstraat 5). Op 17 oktober 1941 wordt door de gemeente een vreemde adresaantekening op zijn persoonskaart gemaakt, namelijk PB 5470. Wat deze locatie aanduiding betekent is mij niet duidelijk. Eind 1942 moest hij voor Arbeidseinsatz naar Duitsland vertrekken.

   

Op 20 november 1942 werd Lei tewerkgesteld in de explosievenfabriek Hessisch Lichtenau. Natuurlijk stond die fabriek niet bekend als een explosievenfabriek. Zo staat op de identiteitspas van Lei Reijnders vermeld dat hij werkzaam was bij de “Fabrik zur Verwertung chemischer Erzeugnisse” (fabriek voor de recycling van chemische producten).  De kern van de fabriek waren de productiegroepen voor de explosieven trinitrotolueen (TNT) en Picrinezuur (TNP). Een deel van het TNT dat in de fabriek werd geproduceerd werd ter plaatse afgevuld tot geleverde luchtbommen, granaathulzen en landmijnen. Vanwege het explosieve karakter van de explosieven was er altijd het risico om bij een explosie om het leven te komen. Het is dan ook niet voor niets dat op de achterkant van zijn identiteitsbewijs staat vermeld “Rauchen sowie das mitbringen von Feuerzeug ist bei Strafe verboten!”Er zijn zes grote explosieongevallen op het fabrieksterrein gedocumenteerd met dodelijke slachtoffers tot gevolg. De meest verwoestende waren de twee explosies in het west tankstation op 10 april 1943 en 31 maart 1944 met 63 en 71 dodelijke slachtoffers. Of hier sprake was van opzet is mij niet duidelijk want mijn vader vertelde mij eens dat hij door anderen gewaarschuwd was om op een bepaald tijdstip ergens niet te zijn. Veilig waren de werkomstandigheden niet. Bij Lei kon men dat zien door een litteken boven zijn linkeroog waar een druppel zwavelzuur naar beneden was gevallen. Woonachtig was Lei in Kamp Herzog, een van de tien barakkenkampen van Hessisch Lichtenau. In totaal woonden hier circa 1200 mensen. Tot 1942 waren in dit kamp uitsluitend Duitse arbeiders woonachtig. Daarna ook arbeiders uit Frankrijk en Nederland en tegen het einde van de oorlog ook Poolse dwangarbeiders. Het kamp bestond uit 22 stevig gebouwde huizen die tegenwoordig tot de woonwijk Hessisch Lichtenau West behoren.

Na het einde van de tweede wereldoorlog wordt hij opgevangen door de Amerikaanse bezettingsmacht van Duitsland. Hij werd medisch onderzocht en in orde bevonden en er werd geregistreerd dat hij naar Den Bosch wilde gaan om vandaar uit naar Steijl terug.

In Hessisch Lichtenau ontmoette Lei ook zijn toekomstige vrouw en onze moeder Louise Stapp geboren 28 juni 1917 in de Duitse plaats Seckmauern. Louise moest vanuit haar woonplaats Seckmauern werken als secretaresse voor een van de officieren in Hessisch Lichtenau. Daardoor hebben ze elkaar daar ook leren kennen. Louise probeerde vanuit Kaldenkerken naar Steijl te komen. Pas de derde keer lukte het haar met behulp van mijn opa Piet Reijnders om in Steijl te komen en op 9 december 1947 zijn ze in Tegelen gehuwd. Louise overleed op 6 december 1982 en Lei op 27 juli 1984. Beiden overleden ze te Tegelen. Het weinige dat ze over hun oorlogsjaren wilden vertellen heb ik hier geprobeerd weer te geven. Toch nog als laatste een aardige anekdote.  Wat het eten betreft was er uiteraard een behoorlijk verschil tussen de staf en de arbeiders. Dat was er zeker met het kerstmaal. De staf genoot van een mooie maaltijd en zij kregen niks. Tot de baas zijn mooie rode kat na kerstmis miste. Mijn vader zei hem toen dat die waarschijnlijk door een lynx gepakt was omdat die in de bossen voorkwamen. Zo’n smoes voor een eigen heerlijk kerstmaal kon je natuurlijk maar een kerstmis vertellen. 

Peter Reijnders

 

Piet Holtman

Een derde persoon uit Tegelen is Piet (Peter Willem) Holtman. Ook hij verblijft vanaf 1942 in Lichtenau.

Piet ontmoet hier zijn toekomstige vrouw die ook in de fabriek werkt. Helena Herd uit Münster bij Dieburg.

Piet Holtman en zijn vrouw Helena Herd. Collectie: Henk Schell

Diep verborgen in het bos bij Fuerstenhagen lag tijdens het Derde Rijk een van de grootste explosievenfabriek van Duitsland. Al in 1936 werd door DAG, Dynamit Aktien Gesellschaft, met de bouw van de gigantische fabriek begonnen en in 1938 kon de productie van TNT worden opgepakt. De arbeidsomstandigheden waren verschrikkelijk. Zonder beschermingsmiddelen moesten gevangenen en dwangarbeiders werken met zeer gevaarlijke chemicaliën. Hoewel de westerse arbeiders het iets beter hadden dan de arbeiders uit het oosten (Hongaren, Oekraïners en Russen). De Duitse arbeiders waren er nog het beste aan toe met voldoende eten en zelfs filmvoorstellingen in de verschillende kampen.

Om geheimhouding te garanderen werd de officiële naam van de explosievenfabriek zo onschadelijk mogelijk gekozen: Fabriek Hessisch Lichtenau voor de recycling van chemische producten. Voor onofficiële correspondentie kreeg de explosievenfabriek de codenaam Friedland.

De medewerkers waren onder dreiging van straf tot geheimhouding verplicht. De angst voor represailles werd onder de bevolking aangewakkerd om te voorkomen dat zij kennis en aannames zouden delen.

Vanuit de lucht was de fabriek niet te herkennen, regelmatig vloog een Duitse verkenner over om te kijken of er verbeteringen aan gebracht moesten worden. Er waren zelfs 70 tuinmannen aanwezig om de camouflagemaatregelen op te pakken.

Het gehele fabrieksterrein was omgeven door een hoog hek met prikkeldraad en bewakers patrouilleerden eromheen. Toegang tot het werk was slechts bij enkele ingangen mogelijk. Wat moet worden benadrukt is de hoofdingang van het administratiegebouw met het grote keerpunt voor bussen, de zogenaamde “Lange Hessiërs” die arbeiders uit omliggende dorpen naar de fabriek vervoerden. Veel arbeiders uit nabijgelegen dorpen en kazernekampen bereikten de fabriek te voet.

Rondom de fabriek waren 10 kampen gebouwd voor de verschillende groepen arbeiders. Mogelijk dat Wiel vanEyk in kamp Waldorf of Herzog heeft gezeten. Beide kampen waren bestemd voor westerse arbeiders. De meeste arbeiders kampten met zware gezondsheidsklachten door het werken met de zeer giftige stoffen.

De fabriek is door de geallieerden nooit gebombardeerd, zelfs tot op de laatste dag van de oorlog werd op het terrein nog verbouwd.

 

Bron: Hirschagen.de

Met dank aan Ineke Giesen en Marcel Dings

 

5.- Joachim Beurskens (1918-1987)

Joachim Beurskens begint op 13 juni 1943 bij de firma Henschel und Sohn in Kassel. Volgens de namenlijst van de firma Henschel zou Beurskens als adres Insulindenlaan 27 in Vlaardingen hebben gewoond. Of dit klopt, kunnen we helaas niet meer controleren. Was hij daar ondergedoken of woonde hij daar bij familie of vrienden in? We weten het niet.

De fabriek kende een tiental grote woonkampen waar de duizenden arbeiders werden ondergebracht. De leefomstandigheden waren slecht, onderling contact tussen de verschillende kampen en met de burgerbevolking van Kassel was ten strengste verboden. Arbeiders werden verplicht een bepaald quotum te halen. Werd dit niet gehaald dan verbleef men enkele weken in een apart kamp. Bij meerdere straffen bestond de mogelijkheid dat men naar een concentratiekamp werd gebracht. De kampen waren overvol, ongedierte en dus ook infectieziekten waren aan de orde van de dag. Werkdagen bestonden uit twaalf uur in de fabriek en twaalf uur in het kamp. Er was water tekort en de bewakers van de kampen sloegen te pas en te onpas de arbeiders. Maaltijden bestonden vaak uit dunne aardappel- of koolraapsoep.

Hoewel we geen schriftelijke bevestiging hebben kunnen vinden bestaat de mogelijkheid dat Joachim Beurskens in het kamp Henschel IX aan de Inringshauserstrasze in Kassel werd geplaatst. Dit grote kamp werd midden 1943 gebouwd en was namelijk uitsluitend bestemd voor “west-arbeiter”. Mannen uit Frankrijk, Belgie, Luxemburg, Italie en Nederland (bron: www.389id.de).

Henschel und Sohn staat voor de oorlog bekend om de vervaardiging van vrachtwagens, locomotieven maar ook tanks zoals de Panzer en de Tiger tank.  Deze twee laatste worden de belangrijkste producten gedurende de tweede wereldoorlog. Deze productie maakt de fabriek een uitgelezen doelwit om te bombarderen. De geallieerden bombarderen Kassel, de fabrieken en de treinstations voortdurend.

Tussen 1940 en 1945 zijn er 40 grote bombardementen uitgevoerd waarin in totaal 470.000 bommen op Kassel en omgeving neerkomen. Het grootste bombardement vindt plaats op 22 oktober 1943. Kassel wordt compleet in de as gelegd door de vele bommen die die dag op de stad vallen. Gelukkig overleeft Joachim Beurskens, in tegelstelling tot 283 andere dwangarbeiders, de bombardementen wel.

Op 4 april 1945 wordt de stad overgenomen door de Amerikanen. Joachim maakt dit niet meer mee. Volgens de gegevens van Henschel is Beurskens op 31 maart met ”onbekende bestemming” vertrokken. Terug in Tegelen besluit hij in december 1950 om te emigreren naar Australië. In 1987 besluit hij, ernstig ziek, terug te keren naar Tegelen. Enkele weken na zijn terugkomst overlijdt Joachim Beurskens.

 

6.- Andreas D’Heur (1861-1945) 

Bij het zoeken naar namen bij de arbeidsinzet in Duitsland kwam Sjeng Ewalds de naam Andreas Dheur liefst 17 maal tegen. Het leverde veel dezelfde informatie op. Dat viel dus tegen. Na het bestuderen van de 17 brieven en het opzoeken van andere info op het internet kwam hij tot het volgende verhaal.

Andreas Josephus Egemius D’Heur werd op 18-08-1861 geboren in Tegelen. Hij was een zoon van Simon D’Heur die op 23-12-1834 in Seraing België was geboren. Deze was grafsmid van beroep en huwde op 21-2-1859 in Tegelen met Anna Catharina Hubertina Timmermans. Deze was op 16-8-1833 in Tegelen geboren als dochter van de veldwachter Andreas Timmermans en Sybilla Peeters. In 1859 en 1863 kregen zij 2 dochters en in 1861, 1868 en 1871 werden er drie zonen geboren. Op 20 januari 1873 vertrekt het hele gezin naar Meiderich in Duitsland. Dat is een wijk in Duisburg in het Roergebied. Daar zijn de ouders van Andreas blijven wonen tot hun overlijden.

Andreas behoudt het Nederlanderschap en het gegeven dat hij in de oorlog in Duitsland is overleden maakt dat hij op de lijsten van het Rode Kruis terecht is gekomen. Zijn beroep was hulparbeider en bij het overlijden was hij weduwnaar van Johanna van Eck. Op 3-5-1924 is er door het Nederlands Consulaat in Duisburg een “Reisepas” uitgereikt. Deze Reisepas is door het Schwedische Gesandtschaft in Berlijn op 12-5-1942 verlengd tot 29-4-1944. Hij is dus Nederlander gebleven. Op 27-7-1943 is hij opgenomen in het Altersheim van de Diaconessen in Schwäbisch-Hall. Deze plaats ligt in de buurt van Stuttgart op 440 km van Tegelen verwijderd. Op 28-1-1945 is hij hier door ouderdom in de leeftijd van 83 jaar overleden en op 1 februari begraven op het “Oberer Friedhof” aldaar, afdeling B, rij 8, nr.13.

Hij heeft dan een zoon Johan D’Heur die in Mülheim-Styrum woont en een dochter Katherina Herlyn-D’Heur die in Walsum-Vierlinden woont.

Andreas is dus niet door oorlogsgeweld om het leven gekomen. Naar aanleiding van dit onderzoek hebben we ook de naam van Andreas van de lijst met Tegelse oorlogsslachtoffers aan Duitse zijde gehaald. De gemeente Tegelen geeft in 1951 aan dat er ook geen familieleden in Tegelen meer wonen.

 

7.- Vader Gerhard (1890) en zoon Gerard (1924) Ficker

Gezin Ficker zonder zoon Gerard, 1943Vader Gerhard Albertus Ficker werd geboren 31.06.1890 in Nieuw Amstel. Zoon Gerard G.L.Ficker geboren 26 november 1924 in Amsterdam. Het gezin Ficker, ouders en vijf kinderen, woont gedurende de oorlogstijd op de Betouwstraat 19 in Tegelen. Het zijn vader Gerhard en zoon Gerard die beide opgeroepen worden voor de Arbeitseinsatz in Duitsland. Onderstaand verhaal kwam tot stand met dank aan Helmie Nieweg.

Collectie Helmie Nieweg

 

Gerhard Ficker is gemeenteambtenaar in Tegelen. Nadat hij weigert zijn werkzaamheden bij de gemeente uit te voeren wordt er gedreigd om zijn werkeloosheidsuitkering stop te zetten en te worden ingezet bij de Arbeitseinsatz. Vader komt terecht bij een weverij, de firma Doremanns Tuchfabrik, in Mönchengladbach waar hij uiteindelijk snel weer moet vertrekken. Doremanns Tuchfabrik maakte vooral kleding, het bedrijf bestaat nog steeds nu onder de naam Alberto. Aangezien de familiefoto in 1943 is genomen moeten we aannemen dat hij weer naar Tegelen is teruggekeerd. Wat er daarna gebeurd is onduidelijk. Duidelijk is wel dat hij vanaf januari 1945 als vermist wordt opgegeven.

Collectie Arolsen-Archives.org

Uit documenten via Arolsen-Archives lezen we dat hij in de periode 1941-1945 op verschillende plaatsen is vermeld. Van Kempen naar Mönchen-Gladbach om daarna in september 1944 weer naar Nederland te zijn vertrokken. Laatste bericht welke de opsporingsdienst heeft kunnen vinden is bericht dat hij in februari 1945 in Kempen zou zijn geweest.

Wat er met Gerhard na Kempen is gebeurd zullen we waarschijnlijk nooit te weten komen. In de jaren zeventig wordt hij officieel als zijnde overleden geregistreerd.

Ook voor gegevens van zijn zoon Gerard Ficker zoeken we op de website van Arolsen-Archives. Op de site van het Nationaal Archief, welke vele duizenden documenten over arbeidsinzet heeft open gesteld, vinden we namelijk niets van zowel vader alsook van de zoon.

Bij Arolsen vinden we een lijst met namen waaronder die van de zoon Gerard. Linksboven op de lijst staat een stempel met de aanduiding Backnang. Backnang blijkt een plaats te zijn in Baden Wuertemberg vlakbij Stuttgart, ongeveer 430 km van Tegelen.

Navraag bij het stadsarchief van Backnang levert inderdaad informatie op.

Inschrijfkaart van Gerard Ficker bij de firma Kaeble. (collectie stadsarchief Backnang)

Gerard blijkt op 2 maart 1943 tewerk te zijn gesteld bij de firma Kaeble, een groot Duits concern met het hoofdbureau in Backnang. Tijdens de oorlogsjaren maakt men hier trekmachines voor de luchtmacht om bijvoorbeeld vliegtuigen en andere zware voorwerpen mee vooruit te trekken. Gerard wordt hier als machinetekenaar te werk gesteld en verblijft in houten barakken aan de Schoentalerstrasze.

Op 21 april wordt Backnang door het Amerikaanse leger bevrijd. Enkele dagen later, op 25 april 1945 vertrekt Gerard Ficker weer naar Nederland.

Firma Kaeble, Backnang (collectie stadsarchief Backnang)

 

8.- Frits Gielen (1909) werkzaam in Prossen

Op 30 juli 1943 arriveert Frits Gielen uit Steyl in Kamp Amersfoort. Een landelijke oproep gericht aan alle voormalige soldaten van het Nederlands leger was de aanleiding voor Frits om zich te melden. Het beginpunt van een grote reis.

Op 19 augustus vertrekken ze, per autobus, naar Köningswartha. Köningswartha ligt plm 70 km van de Poolse grens. De dag na aankomst worden de mannen direct te werk gesteld in een munitiefabriek. In de hete brandende zon moet er hard gewerkt worden. In de 1e week ontvangt Frits nieuwe kleding, sigaretten, tabak en zeep. Op zondag mogen er wandelingen worden gemaakt. Hoewel alles vriendelijk klinkt moet er hard gewerkt worden (soms 15 uur/dag) en vallen er geregeld medegevangenen om van vermoeidheid. Op 9 september 1943 krijgt Frits een ongeluk. Een 40 kg zwaar granaatonderdeel van op zijn linker hand die dan ook zwaar gekneusd is. Frits mag drie en een halve dag in de barak blijven maar daarna wordt hij door de Franse dokter weer aan het werk gezet.

Nederlandse arbeiders in Prossen voeren hun eigen theatershow op (collectie Jan Gielen)

Rond 15 oktober verhuizen ze naar Prossen. Hier moet Frits en zijn medegevangenen werken in de veevoederfabriek Feldmochinger Kraftfutterwerk,  Arbeitskommando 1077 in Prossen. Hier verwerkt men diervoeder voor de 2,8 miljoen paarden die in de oorlog werden ingezet.  Vanuit het kamp moet men elke dag 50 minuten lopen naar de fabriek. Postelwitz was een Lager en Prossen was het Arbeitskommando met nummer 1077.

De fabriek was pas in 1941 gebouwd en voor die tijd dus erg modern. De arbeiders draaiden een drie-ploegendienst. Er werd veel gesaboteerd zodat de fabriek soms maar vier uur per dag kon draaien.

Collectie Jan Gielen

Hoewel er gewerkt moet worden hebben de arbeiders het, vergeleken met anderen, het niet slecht. Er is voldoende eten, er is vrijheid om het dorp, concerten en bioscoop te bezoeken. Inwoners van het dorp stellen zich niet vijandig op. Er wordt kerstmis gevierd, ze ontvangen voedselpakketten van thuis of van het Rode Kruis. Frits krijgt zijn tijd wel om.

Frits blijft tot 19 april 1945 hier werken.  Vanwege de dreiging van de Russische troepen en de vele bombardementen worden ze gedwongen om te voet naar Ottendorf te lopen. Een wandeltocht van circa 50 km.

Hier worden ze op 8 mei door Russische troepen bevrijd.

Uiteindelijk zal Frits, via vele omwegen, pas op 24 mei 1945 weer terug zijn in Tegelen.

 

9.- Piet Broekman (1916-1978)

In 2013 zetten Arno en Rob Broekman het geschreven dagboekje van Piet Broekman om in een klein boekje welk onder de familie wordt verdeeld. In het dagboek beschrijft Piet zijn “Arbeitseinsatz” bij Ruhrstahl AG in Hattingen waar hij gedwongen werd te werken en het onderduiken daarna.

Gedeeltes van het geschreven dagboek zijn letterlijk overgenomen uit het dagboek van Piet Broekman. Andere gedeeltes zijn samengevat door Jos Wolbertus voor de leesbaarheid van het verhaal.

Inleiding

1941-09 Piet Broekman

Piet Broekman werd op 23 september 1916 als 5de zoon geboren in het gezin van Piet Broekman en Wies Broekman-Hendriks wonende aan de Koningstraat 19 te Tegelen.

Het gezin had 6 zonen, Tuün, Haar, Nöl, Jan, Piet en Theo en 6 dochters, Mien, Leida, An, Wies, Nellie en Bets . Na zijn lagere schooltijd ging hij als knecht werken bij gerdeneers tot het einde van de dertiger jaren van de vorige eeuw. Zijn laatste baan als knecht was bij de Familie Hovens  wonende aan de Vrijenbroekweg in Tegelen. Daar leerde hij Martha Brummans kennen die daar ook woonde. Na die periode ging hij als oven-inzetter van gresbuizen werken bij de Fa. Paul Teeuwen Kaldenkerkerweg in Tegelen.

 

Familie Broekman Zomer 1947
Van links naar rechts: Tuün, An, Leida, Jan, Haar, Nellie, Mooder, Piet, Wies, Vader, Theo, Mien, Bets en Nöl

 

Dagboek van Piet Broekman geschreven in de periode  26 oktober 1942 tot Nieuwjaar 1945

Herinneringen aan mijn verblijf in Hattingen

           

                                                                       1942                                                         

Het is 26 oktober 1942 als Piet Broekman zich, conform zijn oproepkaart, meldt bij het Venlose arbeidsbureau. Talloze jongemannen zijn in deze periode opgeroepen om ingezet te worden in de Duitse oorlogsindustrie.

Theo gaat voorop met mijn koffer en ik volg met Martha die iedere minuut kan gaan huilen. Eindelijk zijn we in Venlo, eerst naar de arbeidsbeurs, daar krijg ik mijn papieren en een contract wat ik niet teeken en een reisgids voor de Duitsche taal nou die heb ik niet noodig. Op het station staan al verschillende jongens te wachten, net een troep schapen in groepjes bij elkaar en ze zeggen niet veel. Er zijn een paar bekenden bij waar je bij gaat staan. Het wachten duurt een eeuwigheid en eindelijk om 12.30 uur komt de trein en stappen we allen in.

De eerste stop is Kaldenkirchen. Als Piet uitstapt ziet hij circa 400 mannen staan met hetzelfde lot. Rijgen. Na controle van de bagage worden ze naar een zaal geleid waar ze een smaakloze koolsoep met wat brood krijgen.

Wij hebben ons uit de buurt bij elkaar gevoegd, we tellen en dan zijn we met dertien man, al direct een ongeluksgetal afijn daar geven we niet om, we vragen elkander de namen het zijn,

  • Wiel Janzen van de Reuver,
  • Jos Pijnenburg Reuver,
  • Sjraar Timmermans Belfeld,
  • Henk Simons Belfeld,
  • Louwrens Kierkels Belfeld,
  • Jeu Boots Belfeld,
  • Jan Hoezen Belfeld,
  • Piere Schouren Reuver,
  • Harry Reijnders Tegelen,
  • Hein Roemerman Tegelen,
  • Piet  Xhofleer  Venlo,
  • Wiel  Simons  Velden,
  • En ik Piet Broekman  Tegelen.

Lijst met namen met onder andere die hier onder genoemde Roemerman

Via Moenchen Gladbach, Krefeld, Duisburg en Essen bereikt men eindelijk de eindbestemming, Ruhrstahl AG, Heinrichshütte in Hattingen.

 

Als we daar aan komen is het kwart na negen we zijn moe van het hangen en het sleuren van de koffers. We gaan een glas bier drinken in de  wachtkamer in die tusschen tijd belt er een op naar de fabriek.

Ze willen ons eerst niet komen halen, maar de leider zegt als jullie niet komen gaan we morgen vroeg met de eerste trein weer naar huis. Dat helpt en tien minuten later komen twee grote wagens, die laden de koffers erop en dan gaan wij met de tram naar Welper naar het Lager.  Het is intusschen  elf uur geworden, in het lager is alles donker, we gaan naar den eetzaal en dan komt de Lagerfurher, we krijgen twee dekens en een kopje en dan krijgen we koffie. Slapen moeten we in de eetzaal want er is nog geen plaats ze hebben ons niet verwacht.

De volgende morgen ontvangen ze een karig ontbijt, worden ze gekeurd en vertelt dat ze worden opgeroepen. De groep benut de wachttijd om de stad te gaan bezoeken om te kijken waar ze terecht zijn gekomen. Teruggekeerd in het kamp krijgen ze eindelijk een barak toegewezen.

Toen we binnenkwamen viel je bijna achter over van de reuk, ze hadden de kamers ontsmet, er hadden Russen in gelegen en die hadden “springers”.  We gooiden de ramen open, maar dat hielp niet veel maar ja er is niets tegen te doen, maar zoo goed en zoo kwaad als het gaat zullen we ons maar behelpen. We hebben ons ieder een bed uitgezocht en een kast en nu uitpakken. In de kamer is een tochtdeur vier dubbele ramen, in het midden een grote kachel, die we direct aangemaakt hebben. Negen dubbel kasten, dito bedden twee boven elkaar, twee tafels, twee banken en 6 stoeltjes en dat is het hele inventaris. Onder mij slaapt Sjraar Timmermans, ik heb kast en bednummer 278, nou schrijven en dan maar naar de krip.

Op donderdag 29 oktober worden ze eindelijk te werk gesteld. Piet Broekman zijn fabrieksnummer is  61.29.103, zijn etensnummer 278.

Het werk is zwaar in de staalfabriek. Om 6 uur beginnen tot 8 daarna een kwartier pauze dan weer tot 12 uur weer ¼ uur rust en dan tot half vijf. Er moeten ook nachtdiensten worden gedraaid. Zondags heeft men de mogelijkheid om naar de kerk te gaan.

Al snel na aankomst in Hattingen vluchten de eersten weer naar huis. Anderen, welke verlof is verleend komen niet meer terug. De barak wordt leger totdat er Franse arbeiders bij worden geplaatst. “Ik versta er geen jota van” beschrijft Piet Broekman de nieuwe bewoners. Ook is er regelmatig luchtalarm en zijn er bombardementen. “Mooi vuurwerk”.

Diverse vluchtelingen werden weer opgepakt er verplaatst naar Anrath waar een gevangenis was. Hier werd men slecht behandeld, geen verwarmde cellen, weinig eten en bij bombardementen kreeg men geen toestemming om naar de bunkers te gaan.

 

20 November

Wat heb ik getwijfeld of ik ook zou gaan, ik heb vandaag niet gewerkt, geen zin. Wiel, Jan en Hein zijn naar huis, ze komen Maandag terug, ik wou eerst meegaan maar ik durfde niet goed ik heb het niet op de bajes[1]. Ze hebben brieven voor thuis en voor Martha, dus vanavond weten ze weer hoe het met me gaat. Wat zullen we volgende week smullen als ze ons pakjes meebrengen. Als ze nog maar terugkomen, het is nou zoo stil op de kamer, nou zijn er al 5 weg en Fransch kunnen we nog niet het is een brabbel taaltje, enkele woorden ken ik al.

Dat de fabrieksleiding niet altijd betrouwbaar was blijkt uit het feit dat Piet Broekman, ondanks zijn verlofpas niet met kerstmis naar huis mag. Om zelf te vluchten durft hij niet aan, enkelen zijn voor 4 maanden naar Anrath gestuurd en hij wil de gevangenis niet ruilen met de barak waar hij dan verblijft. Ondanks de weigering voor verlof wordt kerstmis toch een klein feestje.

 

Kerstmis 1942

Wat een feest vanmorgen om 5 uur naar de nachtmis. Om half acht weer naar het Lager. De mis was mooi maar toch onder de mis gingen mijn gedachte weer naar Tegelen, andere jaren was je thuis en nou, je mag er niet aan denken. De kachel is flink aan het branden, Charles had goed gestookt, er lag minstens een kruiwagen asschen voor de kachel. De wasch hangt door de gansche kamer. We hebben worst en spek gebraden en toen maar goed koffie gedronken.

‘s Middags kwam Sef zijn vader onverwachts die had rijstevlaai bij zich en die smaakte goed. En zoo gaat voor ons Kerstmis voorbij, geen mooie boel.

 

2e Kerstdag

We moeten werken, maar ik ga niet.

Samen met Sjraar Timmermans uit Belfeld op de foto in januari 1943 te Hattingen

Ondanks de vele aanvragen voor verlof duurt het nog tot 11 mei 1944 voordat Piet Broekman weer op verlof naar Tegelen mag. In de tussentijd bombarderen die geallieerden het Ruhrgebied en dus ook Hattingen.

Terug van verlof beschrijft Piet een van de ergste bombardementen op de fabriek.

 

15 Mei

Al word ik honderd jaar deze datum vergeet ik nooit. Vannacht om 2uur was het alarm en kreeg Esschen een beurt en gingen wij weer slapen. Om 4 uur sloeg men mij uit bed en vroeg ik wat is er toch, maar het volgende oogenblik was ik klaar wakker, ik hoorden een leven als een hel. Al de jongens waren op er waren vliegers ik trok vlug mijn schoenen aan mijn jas aan en toen naar buiten. Ik schrok me een aap het afweer maakte zoo’n leven, schijnwerpers en vliegers en bommen vielen en overal brand. Ik wilde weer naar binnen om mijn kleren te halen maar het dak branden al. Toen ik naar binnen wilde gaan kwam Toon naar buiten niet naar naar binen  er is een fosfor bom gevallen recht voor jou bed wij weer naar buiten de loopgraaf in en toen begon het lieve leventje ik dacht nou is het gedaan. Het heele Lager branden overal vielen brand en fosfor bommen. Ik maakte mijn akte van berouw en wachte toen gelaten af. Iedere keer als de vliegers over kwamen hoorden we de bommen op ons afkomen, het was dichtbij en ze maakten een snerpend geluid.  Zand en stof vlogen ons in het gezicht, het werd warm van het vuur en men kon haast geen ademhalen, zoo stonk de fosfor.  De loopgraaf stond barstens vol, vele met angst op hun gezicht, iedere keer als er een bom viel bukten we ons.

Het duurt tot 8 september 1943 voordat Piet Broekman weer een geldige verlofpas krijgt om naar Tegelen en naar zijn lief Martha te gaan. Het blijkt ook de laatste dag van hem in Hattingen te zijn, Piet besluit niet meer terug te gaan maar onder te duiken.

Daar is de grens en zijn we op Hollandsche grond, ik kan niet zeggen wat voor gevoel je krijgt van binnen, zoo iets moet je zelf mee maken. Daar is het station en dan staat de trein stil eruit en naar buiten, het is of dat ik me verander, je voelt dat je weer leeft. Ik zweet dat het barst en de koffers zijn zwaar. Ik vraag twee kleine jongens of ze naar Martha willen gaan, eentje gaat en na 10 minuten komt hij terug en zegt dat er iemand komt.

En nou kijk ik maar de weg af of ik Martha nog niet zie en dan op eens zie ik haar en zeg dan maar dat je geen zenuwen hebt. Wat een genot ik zou Martha wel willen knijpen, waarom weet ik zelf niet Maar ik ben blij, blij, blij. Even daarna komt Theo mijn koffer halen en dan gaat het naar huis en een uur later zit ik met Martha op de bekende sofa. En nou ben ik hier en blijf ik hier, ik ga naar Wiel in Belfeld, “Duiken” en dat is heel wat anders dan in Hattingen.

In de maanden die volgen beschrijft Piet zijn verblijf in de ovens van de firma Teeuwen waar hij, en andere onderduikers, in de gangen onder de ovens een schuilplaats hebben gebouwd. Momenten dat ze op het punt staan om ontdekt te worden, momenten dat hij de ovens verlaat om naar de Haandert te gaan om zijn vriendin te ontmoeten. Hij omschrijft de moeilijke omstandigheden tijdens de wintermaanden.

Op 1 maart 1945 wordt Tegelen bevrijd, iets meer dan een jaar later trouwt Piet met zijn Martha.

“Onze grote dag” Foto genomen 6 augustus 1946 bij de Haandert

 

Nawoord

Na deze zware en spannende periode trouwen Piet Broekman en Martha Brummans.  Op 6 Augustus 1946 werd de bruiloft gevierd op de Haandert alwaar ze ondergedoken waren.

De eerste jaren woonden ze in bij de ouders van Martha aan de Vrijenbroekweg. Hun dochter Marij werd hier in 1947 en hun zoon Arno in 1948 geboren. Daarna verhuisden ze in 1948 naar de Hoogstraat No. 49 in Tegelen, alwaar zoon Harrie in 1949, dochter Will in 1951 en dochter Margret in 1958 werden geboren.

Tot eind zestiger jaren heeft Piet Broekman gewerkt bij de Fa. Paul Teeuwen. De reumatiek waar hij al heel lang last van had heeft er toe geleid dat hij in 1970 is gestopt met werken. Een andere slopende ziekte heeft er toe geleid dat hij op 61 jarige leeftijd 27 mei 1978 in Tegelen is gestorven.

Na meer dan zestig jaar op de Hoogstraat te hebben gewoond is Martha Broekman, inmiddels 93 jaar oud,  al enkele jaren woonachtig in het Bejaarden Centrum “den Bongerd” in Tegelen.

[1] Hiermee bedoeld Piet Broekman de gevangenis in Anrath.

 

10.- Wiel (1918) en Frits (1925) Bongaarts

Wiel Bongaarts (collectie Loek Bongaarts)

In bovenstaand verhaal “Krupp, Essen, een kleine kolonie” staat een lijst met namen. Tussen al deze namen staat Wiel (Wilhelm Johannes) Bongaarts, geboren in Tegelen op 26 november 1918. Volgens de gegevens die we terugvinden op de namenlijst van de Guszstahlfabrik heeft Wiel hier slechts 3 maanden gewerkt, van 22 mei 1942 tot 14 augustus 1942. De fabriek geeft verder aan dat Wiel zijn contract niet heeft uitgediend door niet terug te keren van verlof of zelfs van een vluchtpoging. Arbeiders tekenden een contract variërend van een half jaar tot een jaar. De meeste dienden hun contract echter niet uit maar vertrokken bij de eerste de beste gelegenheid. Zo ook Wiel Bongaarts.

Frits in uniform arbeidsdienst (collectie Loek Bongaarts)

 

Wiel had ook nog een jongere broer, Godfried (Frits) Bongaarts. Frits werd weliswaar in Heerlen geboren (23 maart 1925) maar dit had te maken met het werk van zijn vader. Deze had namelijk werk gevonden bij de mijnen in Zuid Limburg en vandaar dat het gezin naar Heerlen was verhuisd. Later keerde men weer terug naar Tegelen.

 

Pas NAD. Collectie Loek Bongaarts. Opvallend is dat Frits zijn achternaam met AE ondertekend.

Amper 18 jaar oud krijgt Frits, destijds woonachtig op de Venloseweg 18 in Tegelen om zich te melden bij het arbeidsbureau in Venlo. Frits wordt verplicht gesteld zich te melden bij de Nationale Arbeids Dienst. Deze dienst, al in 1940 opgestart, was opgezet om werkeloosheid te voorkomen bij de vele werkeloze militairen maar ook om vrijwilligers te werven voor arbeid in Duitsland. Er waren echter maar weinig mensen die zich vrijwillig melden en daarom werd van 1943 de aanmelding verplicht gesteld. Zo dus ook voor Frits Bongaarts.

Frits wordt naar NAD112 gestuurd. Naar Marum in Groningen. Naar kamp Nuis. Hier wordt hij gedurende een half jaar, zijn “diensttijd” loopt op 15 december 1943 af, getraind om in kolonne te lopen. Zij werken bij het aanleggen van wegen en kanalen en in de landbouw. Ook leren de mannen exerceren met een schop aan de schouder. De training in de Nederlandse Arbeidsdienst was uiteindelijk erop gericht om de mannen op te leiden voor het graven van tankvallen en loopgraven aan het oostfront. Aan het einde van de dienstplicht werd de mannen een contract voorgehouden voor deze werkzaamheden. Bijna iedereen weigerde om te tekenen.

Frits keert terug naar Tegelen maar wil onder geen geding voor de Duitsers gaan werken. Hij vat dan ook het plan op om te vluchten naar de westzijde van de Maas, inmiddels bevrijd gebied.

Plannen worden opgesteld en vrienden worden ingelicht. Op 2 december 1944 is het dan zover. Frits heeft met zijn vrienden afgesproken dat als hij veilig aankomt aan de overkant van de Maas, hij met een rode zakdoek zal zwaaien. Zijn vrienden zullen echter tevergeefs wachten op het zwaaien meteen rode zakdoek.

Frits haalt weliswaar de oever van Hout Blerick maar wordt daar opgemerkt door de Duitsers die hem direct onder vuur nemen.

Frits zijn lichaam wordt echter pas op 7 maart 1945 geborgen. Het procesverbaal, opgemaakt op 9 maart vermeld:

Op 6 maart werd mij Simon Andriga, agent der gemeentepolitie te Venlo gemeld dat door enige N.B.S. leden (Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten, een lijk was gevonden van een mannelijk persoon bij de watermolen te Hout-Blerick aan de Maas.

Een dag later gaat de agent, samen met de burgemeester, een rode kruislid en enige NBS leden terug naar de plek waar het lichaam is gevonden.

Hier werd door mij aangetroffen het lichaam van een nog tamelijke jongeman, gekleed in zwemkostuum (zwembroek) met witte gummi riem, een dikke wollen borstrok en hierover een z.g. trainingsblouse, aan de voeten droeg hij zwarte gymnastiekschoenen.

Hij lag op de rug en vertoonde bij nader onderzoek een viertal schotwonden aan de achterkant van het lichaam.

In een zak, vastgebonden met een touw vindt met nog schone was, een portefeuille met papieren met onder andere zijn persoonsbewijs. Zodoende weet men van wie het lichaam is, Frits Bongaarts.

Frits wordt naar het lijkenhuisje in Blerick gebracht. Via de pastoor in Tegelen worden de ouders van Frits ingelicht over het overlijden van hun zoon. Vanwege gebrek aan vervoer wordt het lichaam tijdelijk in Blerick begraven. Later zal het verhuizen naar het ereveld in Loenen.

Uit rapportenboek 110 Gemeentepolitie Venlo (collectie Loek Bongaarts)

Met dank aan Loek Bongaarts

 

11. Mathieu Cleophas (1909-1991)

De op 8 maart 1909 geboren Jeu Cleophas komt op een vreemde plaats terecht, zeker vergeleken met de vele andere die zwaar werk moesten verrichten in de vele gieterijen in het Ruhrgebied. Jeu komt namelijk terecht bij de firma Ernst Wiebel in Moenchen Gladbach. De familie Wiebel heeft drie vestigingen in de stad. In een van de vestigingen hebben ze een Electro groothandel. Verder hebben zij zich gespecialiseerd in het vervaardingen van slagwerken voor klokken.

Bron: Nationaal Archief, Den Haag

Ook Jeu dient hier, zoals velen, een half jaar contract uit. Beginnende op 11 augustus 1943 eindigt hij zijn werkzaamheden in Moenchen Gladbach op 21 februari 1944.

Bron: Stadtarchiv Moenchen Gladbach.

Na de oorlog trouwt Jeu met Tiny Bisschops, op 1 juni 1991 komt hij te overlijden.

 

12. Baer Pelzer (1916-2001)

Hubertus Pelzer

Ook de op de Veldstraat 115 wonende Baer Pelzer ( 17.11.1916) moet zich bij het arbeidsbureau Venlo melden voor inzet in Duitsland. Na een gesprek met de heer Holthuis op 17 september 1942 krijgt hij een plek aangewezen in Recklinghausen en wel bij de Deutsche Reichsbahn. Baer wordt ingezet als Betriebsarbeiter oftewel hulparbeider voor de duur van minimaal een jaar.

Hoewel Baer weigert de arbeidsovereenkomst te tekenen wordt hij toch naar Recklinghausen gestuurd. Zonder ook verdere ervaring van treinen wordt Baer Pelzer als Aushilfsheizer op een trein gezet. Hij werd stoker en dat betekende dat hij de trein van voldoende kolen moest voorzien zodat deze bleef rijden.

Inschrijving arbeidsbureau Venlo (Bron: familie Pelzer)

 

Volgens verhalen zou Baer het getroffen hebben met zijn baas. Zijn vrouw smeerde zelfs boterhammen voor de arbeiders. Deze had begrip voor zijn situatie en gunde hem ook van tijd tot tijd een korte vakantie naar Tegelen. Vakantie naar Tegelen betekende korte ontmoetingen met zijn moeder aan de grens waarna hij weer terug moest. Maar hierdoor kon Baer regelmatig zijn smerige kleding verwisselen en schone was meenemen naar Recklinghausen. Ook had hij een verblijfsvergunning voor Recklinghausen zodat we kunnen aannemen dat hij zich redelijk vrij heeft kunnen bewegen.

Rittenkaart Baer Pelzer (bron: familie Pelzer)

Zijn laatste aanmerking in zijn rittenkaart is van 12 mei 1943. Baer heeft er dan 8 maanden opzitten. Of hij daarna niet meer is teruggekeerd of vrijgesteld is van werk weten we helaas niet.

Op 23 maart 1945 bombarderen Amerikaans vliegtuigen het station in Recklinghausen waarbij zowel gebouwen als ook de rails zelf totaal worden vernield.

Na de oorlog trouwt Baer met Grit Simons, op 4 juli 2001 komt hij te overlijden.

 

13.- Pierre Stoffels (1918-1992) – haren knippen voor ‘das Deutsches Heer’

Pierre Stoffels, collectie familie Stoffels

Toch een vreemd iets als je onderzoek doet naar Arbeitseinsatz. Na de verhalen waar mensen naar de staalfabrieken, gieterijen en munitiefabrieken zijn gestuurd, past het verhaal van Pierre Stoffels hier minder in.

Op een document van de burgemeester van Konstanz staat namelijk te lezen dat Pierre in dienst kwam bij een kapper. Haren knippen voor ‘das Deutsches Heer’?

Pierre Stoffels, geboren o p 20 januari 1918 op de Spoorstraat 47 verhuist in 1921 naar de Bergstraat 21 in Tegelen. Pierre volgt de opleiding kapper en was, voordat hij naar Konstanz wordt gestuurd, van 1936 al op vijf verschillende plekken aan het werk geweest. In 1942 sluit hij zijn kappersopleiding definitief af.

 

Aanstellingsbericht, bron NA

Vanaf 9 maart 1943 wordt Pierre Stoffels ingezet bei Friseur Dietrich, een herenkapsalon aan de Kreuzlingerstraat in Konstanz.

Pierre zelf wordt in de Allmanndorferstraat gehuisvest, een wandeling van circa 30 minuten naar zijn werkplek.

Aan de Kreuzlingerstrasze, midden in de Altstadt van Konstanz, lag de kapperszaak van Ernst Dietrich.

Hoe lang hij hier gewerkt heeft is niet duidelijk. Eenmaal teruggekeerd in Tegelen, trouwt hij met Mies Peters en verhuist hij naar Helmond. Samen krijgen ze negen kinderen. Op 23 oktober 1992 komt Pierre Stoffels, na een levenslang kapper te zijn geweest, te overlijden. De kapsalon Dietrich bestaat nog steeds en wordt nu door de kleinzoon van Erich Dietrich geleid.

 

14.- Het verhaal van Josef Hamakers, een zoektocht

Het leek zo makkelijk. Van Josef Hamakers staan op diverse website allerlei informatie. Allemaal komen ze op hetzelfde neer. Josef heeft in de oorlog gewerkt bij Nedinsco in Venlo en is van daaruit naar Jena vertrokken. Daar is hij bij een bombardement omgekomen en begraven. Einde verhaal.

Josef Peter Hamakers, zoon van Silvestor Hamakers en Hubertina Ruijtenbeek, wordt op 25 november 1924 in Tegelen geboren. Josef is hun 8e kind. Josef Hamakers is een neef van mijn opa Joseph Hamakers.

Volgens zijn zus, mevrouw van Hees-Hamakers, zou Johan op de Tegelse ambachtsschool het beroep fijnbankwerker hebben geleerd. Op school zou hij al gescout zijn door de firma Nedinsco en ze vragen hem in 1939, Johan is dan 15 jaar, of hij bij hun komt werken.

Anno 2024 hebben we geprobeerd alle gegevens die bekend waren over Josef en zijn noodlottig overlijden in Jena nogmaals na te lopen en te kijken of we aanvullingen konden vinden.

Geraadpleegd zijn:

  • Dodenboek Venlo
  • Mevrouw van Hees – Hamakers
  • Reis beschrijving bezoek aan Jena van echtpaar Cruysberg – Hamakers
  • Dr. Wimmer, senior manager corporate archives
  • Dr. Rüdiger Stutz, Stadtshistoriker Jena
  • Jana Müller, Stadtarchiv Dessau
  • Website oorlogsgravenstichting.

Zo meldt het dodenboek van de gemeente Venlo:

Josef Peter Hamakers, 20 jaar, smid-bankwerker, geboren op 25 november 1924 te Tegelen, wonende Gasthuisstraat 42 te Tegelen, op 17 maart 1945 te Jena omgekomen. Laatste rustplaats op het ereveld te Loenen, vak E, grafnummer 169.(1)

J.P. Hamakers was tijdens de oorlog werkzaam bij de Nedinsco in Venlo. Hij werd als dwangarbeider naar het moederbedrijf Carl Zeiss in Jena geplaatst. De Nederlandse dwangarbeiders woonden in Jena en mochten gaan en staan waar zij wilden. Hamakers heeft waarschijnlijk in de voormalige Borgstrasse gewoond. Volgens het overlijdensbericht woonde hij Am Hirschberg nr. 3. Bij luchtalarm moesten de dwangarbeiders de schuilkelder net buiten het terrein van Carl Zeiss ingaan. Daar sloeg op 17 maart 1945 ’s middags een blindganger in. Hamakers ligt met nog 14 Nederlanders begraven in een massagraf op het Nordfriedhof in Jena, grafveld 17. Daar staat ook een gedenksteen met de namen en geboortedata en een gedenksteen van de Carl Zeiss Stiftung.2)

Bron: oorlogsgravenstichting

 

De bevestiging dat Sef inderdaad bij Nedinsco heeft gewerkt vinden we in een brief van de Gemeente Tegelen. Op 20 juni 1950 schrijven zij een brief naar het Hoofd van de Dienst Identificatie en Berging in Den Haag dat Sef Hamakers als machine bankwerker bij Nedinsco in Venlo werkte. Op 18 juni 1943 werd hij, op last van de directie, naar Jena gestuurd.

Vreemd genoeg loopt het onderzoek over het verblijf van Sef bij de firma Carl Zeiss vast. Hoewel de archiefmedewerkers hun best doen om bewijs te vinden dat Sef Hamakers inderdaad bij deze firma heeft gewerkt kan men nergens het bewijs vinden. Talloze mailtjes worden op en neer gestuurd. Tot dat opgemerkt wordt dat op het monument welk is opgericht voor de omgekomen Nederlanders ook de naam van Peter Faessen staat, een Venlonaar die ook in Jena heeft gewerkt. Omdat beide bij hetzelfde bombardement zijn omgekomen is het zeer waarschijnlijk dat beide ook bij elkaar gewerkt hebben.

En inderdaad, tijdens onderzoek bij de naam Faessen in het archief van Carl Zeiss blijkt dat beide niet alleen samengewerkt hebben maar ook in hetzelfde kamp gewoond hebben. Beide woonden in kamp 3 aan de Hirschberg 3 straat in Jena. Peter Claessen,als ongeschoold personeel, was werkzaam aan een stanzmachine terwijl Sef Hamakers verrekijkers moest afstemmen, een meer precies werk.

In de handgeschreven personeelslijsten, aanwezig in het archief van de gemeente Jena werden beide namen gevonden. Zowel Claessen alsook Sef Hamakers zijn vanaf 19 juni 1943, een dag na aankomst in Jena, al ingezet.

 

Woonadres

Hier heeft Dr. L. Stutz op ons verzoek onderzoek naar gedaan. Am Hirschberg 3 was een adres waar zowel woonblokken stonden als ook werkkampen voor de firma Carl Zeiss maar ook voor de firma Schott, een grote producent van glaswerk in Jena. In de adresboeken van Jena uit de jaren veertig komt de naam Hamakers niet voor maar volgens Stutz is dat niet verwonderlijk. Ook in het archief van de firma Schott komt de naam van Josef Hamakers niet voor.[1] Sef Hamakers woonde in kamp 3.

 

Overlijden vader Silverster Hamakers

Op 3 december 1944 komt de vader van Sef, Silvester Hamakers, te overlijden. Ondanks een schriftelijk verzoek van de familie aan de directie van Carl Zeiss om Sef naar huis te laten komen zodat hij bij de begrafenis kan zijn komt er geen antwoord uit Jena. Sef zal niet meer levend naar Tegelen komen.

 

Carl Zeiss na bombardement (Wikipedia)

 

Lager 3 wordt de dodelijke val voor Josef Hamakers

Volgens gegevens zou Josef Hamakers op 17 maart tijdens een bombardement zijn omgekomen. Bovenstaand overlijdensbericht bevestigt dit inderdaad. Josef wordt tijdens een bombardement in Hal 3 dodelijk getroffen.

De vernielde hal van Carl Zeiss na het bombardement door de Amerikanen. Bron: Carl Zeis, Jena

 

Op 17 maart 1945 werd Jena rond het middaguur tussen 13:01 en 13:25 uur aangevallen als “secundair doel” door 71 B-17-bommenwerpers van de 1st Air Division met in totaal 220 ton aan bommen. Het betrof 210,7 ton aan GP-bommen (Algemeen Gebruik), gecombineerde explosie- en granaatbommen die gericht waren op zowel gebouwen als mensen. Daarnaast waren er 9,4 ton aan brandbommen. De luchtafweer was zwak, Duitse jachtvliegtuigen waren niet actief. Het aangegeven doelwit van de aanval waren de Zeiss-fabrieken. Ongeveer 400 explosieven troffen het station Saalbahnhof, Jena-Ost, Steinweg, Anger, Frauengasse, Luthergasse en het plein voor het Kupferhütchen, de Zeiss-fabriek (6-10 bominslagen) en het Schott-fabriek. 54 huizen werden vernietigd en 82 zwaar beschadigd. Er vielen 138 doden (waaronder vele gevangenen en dwangarbeiders), 210 ernstig gewonden en 148 lichtgewonden, evenals 12 vermisten.

 

Foto Archief Carl Zeiss Jena

Volgens gegevens uit 1945 hebben Nederlanders, wie is onbekend, die in Jena verbleven cq woonden een stuk grond gekocht hebben op het kerkhof van Zwätzen om daar een laatste rustplaats voor de omgekomen Nederlanders te creëren. In september 1983 plaatst ook de firma Carl Zeiss een herinneringssteen bij de herinneringsplek.

 

Begraven in een massagraf

Bron N.A.

Uit deze schriftelijke verklaring van de firma Henri Bornhauser blijkt Josef Hamakers niet te zijn begraven maar, samen met zeven andere Nederlanders, te zijn gecremeerd. De as van alle acht werd in een urn gedaan en begraven op de Noord begraafplaats in Jena.

Henri Bornhauser uit Dessau was begrafenisondernemer en in die hoedanigheid belast met het begraven van alle niet-duitse oorlogsslachtoffers.[2]

Bron N.A.

In januari 1949 worden pogingen ondernomen om de lichamen cq urn terug te halen naar Nederland.

Collectie oorlogsgravenstichting

 

Bron: Oorlogsgravenstichting

 

Uiteindelijk,2 jaar later, in 1951[3], komt de urn met de as van de omgekomen arbeiders terug naar Nederland. De oorlogsstichting laat alle families weten dat het onmogelijk is om de as te splitsen en vraagt toestemming om urn op de erebegraafplaats in Loenen te mogen begraven.

Alle families, dus ook de familie Hamakers, gaat hiermee akkoord.

bidprentje Jozef Hamakers, Heemkundige Kring Tegelen

[1] Maar zoals boven beschreven in het archief van de stad Jena.

[2] Bron: Stadtarchiv, Dessau

[3] Mogelijke oorzaak is dat Jena na de oorlog in de Russische zone ligt en dat communicatie vermoeilijkt werd.

 

 

 

 

 

 

 

15.- Cornelis Houthooft (1907-1945)

Poster Gewestelijk Arbeidsbureaux Begin van de oorlog

Cornelis Houthooft werd 21-02-1907 in Tegelen geboren en overleed op 25-02-1945. Hij was een zoon van Octavius Franciscus Houthooft die 29-04-1862 werd geboren in Helmond en Maria W.G. Ververgaart die 29-08-1871 werd geboren in Tegelen. Zij waren 03-08-1896 in Tegelen gehuwd. De vader overleed op 26-11-1940 en zijn moeder op 03-07-1943, beiden in Tegelen.

Cornelis had een oudere zuster Adelheid Houthooft *31-03-1897 die in 1923 in Amsterdam huwde met Herman van den Heuvel uit Amsterdam (1898-1987).
Hij had ook een jongere broer Hubertus Marie (Bér) Houthooft *07-02-1913 Asten. Deze huwde 25-04-1939 met Johanna M.Hermkens. die dan 27 jaar is. In brieven van de gemeente Tegelen uit 1958 woonde deze broer dan op de Zandstraat 24 in Tegelen. Bér is in 1975 overleden en zijn vrouw in 1996. Een kindje stierf na 12 dagen in 1904. Of er nog meer kinderen waren is mij [Sjeng Ewalds] niet bekend.

Bidprentje Cornelius Houthooft. Bron: Heemkundige Kring Tegelen

In een brief aanwezig bij het Nationaal Archief van de OGS uit 1958 van de politie-korpschef C.L.van Hintem uit Tegelen staat: Eind 1940 is hij door bemiddeling van het Gewestelijk Arbeidsbureau te Venlo als grensganger te werk gesteld in een drukkerij te Mönchen-Gladbach of Rheindahlen. Hij was typograaf van beroep. Tot 12-09-1944 was hij als grensganger in Duitsland werkzaam. Op die dag trad hij in het huwelijk met de Duitse Maria Thilmanns en vestigde hij zich aldaar. Tegen het einde van de oorlog kwam hij bij een bombardement om het leven. Voor zover bekend werd zijn lijk eerst enige maanden later gevonden. De politieman vond het in zijn brief geen echte gedwongen tewerkstelling, uitgezonderd een aanwijzing door het gewestelijk arbeidsbureau. Cornelis ligt begraven op het Friedhof in Mönchengladbach-Rheindahlen.

Zijn naam staat niet op de lijst met oorlogsslachtoffers van de Heemkundige Kring Tegelen en ook niet in het Dodenboek van Venlo. Hij staat wel op de site van de OGS (Oorlogsgravenstichting).

 

16. – Frans Meijboom – vrijwillig op de trein

Onderstaande informatie is afkomstig uit een gesprek met Margriet Schouren-Meijboom en Jos Meijboom over de Arbeitseinsatz van hun vader in Duitsland. Interviewers: Jos Wolbertus en Sjeng Ewalds

Als Margriet en Jos aan hun verhaal beginnen worden we gelijk herinnerd aan een ander verhaal, het verhaal van Baer Pelzer (buurjongen van Frans), dat wij al eerder (zie hierboven onder nummer 12.) hebben geplaatst.

Beide heren hebben gewerkt in Recklinghausen, beide als stoker op een trein, beide konden met enige regelmaat terugkeren naar de grens in Tegelen om schoon wasgoed en andere zaken op te halen cq te ruilen. En beide komen niet voor op de website van het Nationaal Archief betreffende arbeidsinzet.

Het grote verschil is wellicht dat Frans Meijboom vrijwillig is gegaan en Baer Pelzer, via het arbeidsbureau in Venlo naar Recklinghausen is gestuurd. Maar de overeenkomsten zijn opvallend, mogelijk hebben beide elkaar vaker ontmoet in Recklinghausen. Tenslotte was het de heren vrij om in hun eigen tijd door de stad te slenteren. Maar zeker weten doen we het niet.

 

Frans Meijboom

Frans Meijboom, collectie familie Meijboom

Frans Meijboom wordt 27-07-1914 geboren in Tegelen op de Venloseweg. Bij het begin van de oorlog woont het gezin op de Veldstraat 117. Vrijgezel Frans werkt bij het begin van de oorlog in de steenfabriek van Canoy-Herfkens.

In de loop van 1942 meldt hij zich vrijwillig bij Arbeidsbureau. Onderduiken was geen optie voor Frans want daar was hij te ongedurig voor, vond men. De kans dat hij, zonder het zelf te willen, het onderduikadres zou verraden was groot. In tegenstelling tot zijn 2 jaar jongere broer Harie, die er wel voor koos om onder te duiken.

Frans krijgt het aanbod om in Recklinghausen te gaan werken bij waarschijnlijk de Reichsbahn, de latere Bundesbahn. Recklinghausen ligt op 100 km van Tegelen in het noordelijk deel van het Ruhrgebied. Een betaalde baan als stoker op de locomotieven. Niet voor personenvervoer maar hoofdzakelijk voor goederen zoals kolen, vooral voor de enorme staalindustrie in het Ruhrgebied. Stoker was een eenvoudig maar zwaar beroep, doel was om de stoomlocomotieven te voorzien van voldoende brandstof. Dit bleef hij doen tot het einde van de oorlog.

Na de oorlog spreekt Frans zelden of nooit over zijn periode in Recklinghausen. Terwijl ook hij toch ook geconfronteerd moet zijn met de regelmatige bombardementen op de stad en de spoorwegen. Zo af en toe vertelde hij wel eens een anekdote. Documenten of foto’s over de oorlogsperiode zijn er niet. Hij mocht overigens eenmaal per maand naar huis op zondag en eenmaal in de 14 dagen mocht hij tot aan de grens komen. Logischerwijs zal dat wel Kaldenkirchen zijn geweest. Zijn vader of een van zijn broers kwamen dan naar Kaldenkirchen en dan konden ze hem dingen meegeven en hij kon dingen afgeven zoals  kleding en eten maar ook sigaretten.

De arbeiders op het spoor hadden meer vrijheid dan mannen die in de grote fabrieken in de oorlogsindustrie moesten werken. Waar deze vaak opgesloten zaten in kampen mochten Frans en anderen ‘s avonds ook op stap gaan, naar de film of naar de cafés.
Zoals in de inleiding geschreven werkte Baer Pelzer uit Tegelen,  ook in Recklinghausen op het spoor. Of ze ooit samengewerkt hebben weten de kinderen niet. Andere namen zoals Sjraar Koppers en ene Gitmans vallen ook.

Frans heeft wel verteld dat hij een keer in een bomkrater was gevallen en zijn been had gebroken. Ook vertelde hij eens dat hij moest invallen voor een collega maar op het laatste moment hoefde het toch niet. Laat nu net die trein gebombardeerd zijn.

 

Aanval geallieerden op Recklinghausen 

 “Als ich am Morgen nach dem furchtbaren Angriff in die Trauerhalle kam, lagen dort auf dem Fußboden die Leichen der Bombenopfer. Für die vielen Toten konnten so schnell keine Särge beschafft werden. Es war auch kein Totengräber mehr da, der die notwendigen Gräber hätte ausheben können. […] Der NS-Oberbürgermeister und der Polizeipräsident waren geflohen, weil die Amerikaner anmarschierten.”

(Georg Möllers)

Volgens Jos en Margriet zou Frans rond mei 1945 zijn terug gekomen uit Duitsland. Of dit klopt is niet zeker. Vanaf maart 1945 wordt Recklinghausen en omgeving zwaar gebombardeerd. Deze bombardementen leiden tot talloze (burger) slachtoffers. Ook de spoorwegen worden zwaar getroffen. De bombardementen zijn de voorbereiding van de grondaanval die eind maart begin april begint. Uiteindelijk wordt Recklinghausen op 4 april 1945 bevrijd.

Trouwfoto Frans en Truus – collectie familie Meijboom

Hij heeft gelukkig geen trauma’s overgehouden aan het oorlogsgebeuren. Hij was een levensgenieter zeggen zijn kinderen. In mei 1951 trouwt Frans met Truus Beijers (1921-2005) uit Belfeld en samen krijgen ze drie kinderen. Na eerst een woning op de Betouwstraat te hebben betrokken, verhuizen ze in 1956 naar de Ruys de Beerenbrouckstraat.

Frans gaat na de oorlog werken bij de gemeente Tegelen. Tegenwoordig zou men Frans een mensen-mens noemen. Excelsior, kerkkoor, buurtvereniging de Drie Kronen, carnavalsvereniging de Kleitrappers, toneelvereniging Tosjopa, ’t Zaelke, sporthal, waar wat te doen was, was Frans ook. Op 26-01-1997 is hij op de leeftijd van 82 jaar overleden.

collectie Familie Meijboom

 

Het gedicht

Na zijn overlijden vindt hun moeder in de portemonnee van Frans een briefje met een gedicht. Het lijkt een dameshandschrift. Onderaan het gedicht van twee kantjes staat: Bewaar dit zo lang als jij er bent. Frans heeft het blijkbaar zijn hele leven in zijn portemonnee bewaard.

Bij navraag bij het NIOD, het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie, blijkt dat het gedicht in geheel Nederland werd gekopieerd en verspreid. Soms met kleine plaatselijke aanpassingen. Helaas is ook bij het NIOD niet bekend wie de schrijver is.

 

Sjraar Koppers

Sjraar Koppers van de Grotestraat heeft bij hun vader op dezelfde trein gezeten. Na de oorlog, na zijn huwelijk woonde deze op de Plechelmusstraat in Tegelen. Sjraar vertelde wel vaker over Duitsland, zegt Jos. Bv als ze met de trein onderweg waren, kwam het voor dat geallieerde vliegtuigen de trein onder vuur namen. In de loop van de oorlog gebeurde dit steeds vaker. Dan moest men dekking zoeken ergens langs het spoor. Voor die gelegenheid hadden ze altijd wat kolen opzij gelegd. Die ruilden ze dan snel bij de boerderijen-huizen langs het spoor voor voedsel of sigaretten. Want ze kregen wel eten maar wat aanvulling was wel gewenst.

 

17.- De neven Joseph (1909-1945) en Alphons (1908-1994) Kreykamp

Joseph Pierre Franciscus Kreykamp werd 27-08-1909 geboren in Tegelen. Hij was een zoon van Jakobus Lodewijk Franciscus (Frans) Kreykamp en Maria H.V.H.(Trinette) Houtmortels.
Hij is 2 januari1945 om het leven gekomen in Dernbach Duitsland, een plaatsje dat dicht bij Frankfurt am Main ligt, op 190 km van Tegelen. Hij was niet gehuwd. Hij werd begraven op het Gemeinde Friedhof in Dernbach.

Hij woonde volgens het Dodenboek Venlo van 29-10-1941 tot 17-2-1944 op Kerkstraat 3 in Tegelen. Zijn vader, die op “Sevenster” in Steyl woont, schrijft in een brief dd 27-7-1950 aan de Dienst Identificatie en Berging in Den Haag: “Mijn zoon, de Sergeant der Infanterie Joseph P.F. Kreykamp, was na de intrekking der invrijheidsstelling van Nederlandse krijgsgevangenen in Duitschland ondergedoken, en werkzaam van een door zijn broer geleide tabaksfabriek aldaar. Op 2 januari 1945, werd hij, rijdende in een auto nabij Montabaur (Westerwald) door geallieerde vliegers gedood en op het kerkhof in Dernbach begraven, welk graf is aangeduid door een wit kruis, dat zijn naam draagt. “Sterbeurkunde” sluit ik hierbij in. Ik verzoek u mij te willen mededeelen, of het mogelijk zal zijn het stoffelijk overschot op vaderlandsche bodem te begraven.” Een antwoord op de brief is er niet. Zijn naam staat vermeld op het oorlogsmonument in Tegelen op de Raadhuislaan. Bij het Nationaal-Archief Dwangarbeiders komt de naam van Joseph Kreykamp niet voor.

Wel wordt er tweemaal de naam genoemd van een andere Kreykamp. Alphons Kreykamp *07-01-1908 Tegelen, woonde in Den Haag. Hij verblijft in januari 1945 in het Maria Johanna Hospital in Rees am Niederrhein. Rees ligt 90 km van Tegelen tussen Xanten en Emmerik.

Waar hij gewerkt heeft staat er niet bij vermeld, maar het zal in de buurt van Rees zijn geweest. Het is een neef van de in 1945 overleden Joseph Kreykamp
Op 21-4-1964 werd hij tot Officier Orde van Oranje-Nassau benoemd. Hij woonde toen in Den Haag. Hij werkte toen als hoofdadministrateur bij het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen (OKW). Hij is 10 juni 1994 overleden in Den Haag.

 

18. Wilhelm Jozef Martens (1918-1950) – twee letters die het verhaal totaal veranderen

Onderstaand is opgetekend met de volledige instemming van familie van de overleden Wilhelm Martens. Ook is er toestemming voor publicatie gegeven.

Werken tijdens de Duitse bezetting wordt opgedeeld in twee periodes, de eerste periode waarin de arbeiders vrijwillig naar Duitsland gingen en de tweede periode waarin, voornamelijk mannen, via oproepen van het Gewestelijk Arbeidsbureau of door middel van razzia’s verplicht werden in de oorlogsindustrie te gaan werken.

Wilhelm Martens, foto uit grenspas

Bij Wilhelm Martens verloopt het iets anders. Wilhelm gaat vanaf juli 1940, amper een maand na de inval en naar eigen zeggen via bemiddeling van het GAB Venlo, werken bij de firma Smits in Kempen (bron: Proces-verbaal opgemaakt 18 oktober 1945). In deze periode is er nog geen dwang of verplichting van de bezetter om in Duitsland te gaan werken.

De firma werkte voor de Wehrmacht en bouwde in alle bezette gebieden barakken voor de verschillende kampen. Volgens het genoemde PV verklaart Martens dat hij tot 1942 in Kempen heeft gewerkt en pas in 1942 naar Oekraïne werd gestuurd om daar mee te helpen om barakken te bouwen.

In een proces verbaal, opgemaakt in april 1945, verklaart Martens dat hij in februari 1941 in Polen heeft gewerkt en wel in de plaatsen Lemberg, Winitza en Sjitomir (Plaatsnamen overgenomen van PV) om daar barakken te bouwen.  Dat hij in december van dat jaar naar Kulmbach is gereisd is niet terug te vinden in het pv, of hij dit bewust niet verteld heeft of dat hij het eenvoudig vergeten was weten we niet. Documenten die we terugvinden in het Nationaal Archief wijzen duidelijk uit dat hij in december 1941 in Zuid-Duitsland heeft gewerkt.

Het is dit verblijf dat het verhaal een andere wending krijgt dan voorop werd verondersteld. Twee kleine letter, O.T., blijken dat de zoektocht een andere richting inslaat. Via via komen we in contact met de enige nog in levende zoon van Wilhelm Martens en deze is bereid om ons openbaarheid in het oorlogsverhaal van zijn vader te geven. En dit met zijn toestemming te plaatsen.

 

Het verhaal

Inschrijfkaart Kulmbach. Bron archief Kulmbach

Net na kerstmis 1941 besluit Willem Martens, Vindelsweg 21 later Nachtegaalstraat 206, te vertrekken naar Kulmbach, een klein plaatsje in Beieren, een uur rijden naar de Tsjechische grens. Hij werkt dan al anderhalf jaar voor een bedrijf in Kempen welk in opdracht van de Wehrmacht timmerwerk in alle bezette landen verricht. Hij heeft daarvoor een “Aufenthaltsgenehmigung” gekregen van het Landesratambt in Kempen – Krefeld  Hij arriveert in Kulmbach op 28 december en neemt intrek in een pension Angermann op de Obere Stadt nr 9.

Pension in Kulmbach waar Martens verbleef

Als we de documenten bekijken die het nationaal archief ter beschikking heeft gesteld zien we maar weinig aanknopingspunten wat hij in Kulmbach heeft gedaan.

Gelukkig kunnen we gebruik maken van de kennis van het archief van Kulmbach welke na enkele weken zoeken nog een paar documenten tevoorschijn heeft weten te krijgen. Documenten met die bijzondere vermelding O.T. Een vermelding die makkelijk over het hoofd zou kunnen worden gezien.

O.T. staat namelijk voor Organisation Todt, genoemd naar Fritz Todt. Deze organisatie, die later onder persoonlijk toezicht van Hitler stond, was een soort denktank die voor grote projecten oplossingen zocht. Zo zijn ze verantwoordelijk voor plannen voor de autowegen, de vliegvelden en de Atlantik Wal.

Timmerwerk in de bibliotheek in kasteel Plassenburg. Bron archief Kulmbach

Martens, timmerman van beroep, heeft waarschijnlijk in de Plassenburg, een kasteel in Kulmbach en het hoofdkwartier van de O.T., herstelwerkzaamheden moeten verrichten.

Vreemd genoeg wordt over dit verblijf in de later afgenomen proces-verbalen niets vermeld.

 

Weer terug in Nederland

Terug gekeerd in Nederland blijft hij werken voor de firma in Kempen en in maart 1942 wordt hij naar Oekraïne gestuurd om daar, naar eigen zeggen, een partij hout op te halen. Echter aangekomen in Oekraïne blijkt dat ze daar barakken moeten gaan bouwen. Martens meldt zich echter ziek en wordt in juli 1942 teruggestuurd naar Nederland waar hij, wederom naar eigen zeggen, onderduikt.

Volgens eigen verklaring meldt Wilhelm Martens zich in januari 1943 weer bij het arbeidsbureau, volgens hem heeft hij moeilijkheden zijn gezin te onderhouden en moet er geld worden verdiend.

Het arbeidsbureau Venlo stuurt hem naar het arbeidsbureau in Kempen die hem in Süchteln te werk stellen. Hier blijft hij tot oktober 1943. Eind oktober besluit hij weer onder te duiken echter op aandringen van de firma in Süchteln wordt hij gezocht. Op 23 februari wordt hij door enkele leden van de Sicherheitsdienst in Maastricht opgepakt. Het arbeidsbureau wilde Martens nu dieper in Duitsland plaatsen echter, wederom volgens verklaring PV 18 oktober 1945, werd hij geholpen door ene Holthaus, een Duitser die op het arbeidsbureau werkte. Deze beloofde hem een plek als bewaker van het vliegveld in Venlo.

Martens in uniform Wach- und Schutzdienst

Hiervoor dient hij eerst een opleiding te volgen bij het werkcommando in Zeist waar hij opgeleid wordt voor de Schutz- und Wachdienst. Op 1 april 1944 werd Martens geplaatst in Venlo. Omdat hij in eerste instantie weigerde om dit werk te gaan doen werd hij door Oberscharfführer Reibert gedreigd over geplaatst te worden naar kamp Amersfoort.* Hij verklaart onder dwang in Venlo te zijn geplaatst.

*: Martens verklaart tijdens de diensten een karabijn te hebben gedragen welke hij in Tegelen had gevonden. Hij had namelijk gezien dat soldaten begin mei deze karabijn met patronen begraven hadden bij de sigarenfabriek van Feijen. Op 18 mei 1940 zou hij deze opgegraven hebben.

 

Op 17 april 1945 controleert de politie Tegelen deze laatste bewering. Bij navraag bij de chef bemiddeling arbeidsbureau Venlo verklaart Jacob Driessen dat het arbeidsbureau dat iedereen die bij de Wach- und Schutzdienst op het vliegveld werkte dit geheel vrijwillig en op eigen verzoek deden.

Op 22 augustus duikt Martens wederom onder, nu met succes, hij wordt niet gevonden.

Op 6 maart 1945, Bevrijdingsdag voor Tegelen, wordt Martens gearresteerd en geplaatst in de gevangenis in Steyl.

Hier legt hij verschillende verklaringen af onder andere van het vinden van de karabijn. Ook verklaart hij nooit lid te zijn geweest van de NSB. In zijn in beslag genomen documenten is ook geen NSB lidmaatschapskaart aangetroffen. Ook zou hij meegeholpen hebben schuilplaatsen te hebben gebouwd voor onder andere een schrijfmachine en een radio. Verder heeft hij zich vrijwillig aangemeld om mijnen te ruimen.

Bij de in beslag genomen documenten zit onder andere een proces verbaal uit Zeist waarin hij gezocht wordt omdat hij zich niet meer gemeld heeft om dienst te doen op het vliegveld in Venlo. Ook een “Personalausweisbuch für Wachmannschaften der Wachabteilung” wordt aangetroffen. Ook een verklaring voor extra levensmiddelen tijdens de opleiding in Zeist wordt geregistreerd.

Op 17 september 1945 schrijft Martens een brief naar de Militair commissaris met het verzoek voor vrijlating.

Zijn argumenten:

  • Hij gedwongen werd in Duitsland te gaan werken
  • Hij zich daar ziek meldde omdat hij niet wilde werken
  • Dat hij vanwege de armoede in zijn gezin weer was gaan werken
  • Hij schuilplaatsen heeft gemaakt voor het verzet
  • Hij in twee maanden tijd 1000 mijnen heeft geruimd
  • Hij dringend nodig is op zijn vader’s aannemersbedrijf
  • Hij veel spijt heeft

Twee maanden na zijn verzoek, op 27 november 1945 wordt Wilhelm Martens vrijgelaten. In verband met zijn oorlogsverleden wordt hem het Nederlanderschap ingetrokken.

Op 13 september 1950 komt Wilhelm Martens, door een val van een trap, te overlijden.

Bron: documenten vrijgegeven door het NIOD aan directe familie

.

 

19.- Frans Engelen (1927-1992) – Vriendschap ontstaat

Frans Engelen

Veel ellende is te lezen in de verhalen van de fabrieken waar de arbeiders in de jaren 1940 – 1945 naar toe werden gezonden. In het bijzonder die fabrieken die direct betrokken waren bij de oorlogsindustrie. De munitiefabrieken, de wapenfabrieken, de brandstof fabrikanten enzovoorts. Controle op de locatie was streng, arbeiders werden niet goed behandeld (wantrouwen stond voorop) en huisvesting was minimaal.

Maar het kan ook anders. Een bewijs daarvan is Frans Engelen. Na de oorlog een bekende naam in de wijk op de Heide. Buurtvereniging, Boereraod, ’t Tremke, wijkraad. Verenigingen die Frans een warm hart toedroeg. Frans groeide niet op de Heide op maar in de Koningstraat in Tegelen.

Vermelding Nationaal archief

Het was maar een kleine vermelding in de duizenden formulieren die het Nationaal Archief op hun website plaatste. Tussen de lijsten die betrekking hadden inschrijven van de Krankenkasse Harburg die 201 Nederlanders en 185 onbekende nationaliteiten bevatte stond Frans Engelen, geboren 22.01.1927. Verder vermelding dat hij tot 15.09.1945 bij Heinrich Glade in Klecken 2 gewerkt had. Een opmerkelijk datum 15 september 1945 temeer omdat Hamburg en omgeving als in mei 1945 bevrijd was. Was er geen vervoer naar Nederland? Had Frans het naar zijn zin daar?

Verder was er nog een kaart te vinden dat hij inderdaad in de gemeente daar was ingeschreven. Meer info was er niet.

Een verzoek aan het gemeentelijk archief van Rosengarten, de gemeente waar Klecken tegenwoordig onder valt, levert niet veel op. Medewerkster Stefanie Sardoch stuurt ons een bladzijde uit een oud adresboek van Klecken waar Heinrich Glade wordt genoemd. Hij blijkt boer te zijn. Frans Engelen is dus op een boerderij terecht gekomen in een plaatsje onder Hamburg met in die tijd 623 inwoners.

Op internet blijkt dat er nog een familie Glade in Klecken woont. Ze bezitten een stoeterij. Als we bellen neemt Andre Glade de telefoon op. Ach ja, der Franz. Natürlich,alsof hij over een oude bekende spreekt. Frans blijkt bij de opa van Andre Glade te hebben gewerkt. Hij belooft ons te informeren en ons terug te mailen. Welk hij ook doet.

Andre Glade, de achterkleinzoon van de in het adressenboek genoemde Heinrich Glade kan zich Frans engelen niet meer herinneren. Maar zijn opa, Friedrich Glade nog wel.

collectie familie Glade

 

Het blijkt dat Frans terecht komt bij het echtpaar Heinrich en Martha Glade. Beide bezitten een grote boerderij die aan de buitenkant van Klecken ligt. Inwonend is ook de zoon Friedrich Glade, geboren in 1921.

 

trouwfoto Heinrich en Martha Glade, collectie familie Glade

 

Het klikt tussen de familie Glade en Frans Engelen. Wellicht dat de leeftijd van de zoon Friedrich een rol heeft gespeeld maar uit de verhalen van Klecken blijkt dat Frans het naar zijn zin heeft in het kleine dorpje.

Maar niet alleen met de boer en de boerin klikt het, ook met de plaatselijk smid, de familie Stolze ontstaat vriendschap.

De boerderij Glade in Klecken, collectie familie Glade

 

Als Frans in 1949 uiteindelijk weer naar Tegelen komt blijven de contacten bestaan. In tegelen trouwt hij met Toos Smeets en met haar en de kinderen bezoeken zij met enige regelmaat beide families in Klecken. De familie Stolze komt zelfs nog een keer naar Tegelen om te kijken waar de familie Engelen woont. Ook na het overlijden van Heinrich Glade blijft het contact met Friedrich en nadien Andre bestaan.

Friedrich en Mariechen Glade, collectie familie Glade

 

Na het overlijden van Frans in 1992 blijft ook de zoon Peter Klecken bezoeken.

 

bidprentje Frans Engelen, collectie Heemkundige Kring Tegelen

Een uitzondering. Dat kunnen we wel stellen. Het verblijf en de verzorging bij de plaatselijk boer en en smid moet erg goed zijn geweest. Zo goed dat er een vriendschap ontstond die nog vele jaren stand hield.

 

20.- Sjeng Lemmen bij Gebr. Meinerts IJzergieterij in Velbert 

Joannes (Sjeng) Lemmen was geboren op 28-11-1909 in Belfeld. Hij huwde in 1943 met Fien Leenen en zij woonden op de Roermondseweg 154 in Steyl. Sjeng werkte in de drukkerij van het Missiehuis. Op 7 november 1944 werd de oudste dochter Mariet geboren.
Om aan de Arbeidseinsatz te ontkomen dook Sjeng onder. Hij verstopte zich in de tuinderskassen in Egypte. Hij zat daar samen met Dre Leenen, een broer van zijn vrouw, deze was bij de marechaussee.
Dre Leenen was gehuwd met Mia Hoeymakers en ook 2 broers van Mia, Theo en Sjors Hoeymakers zaten er ondergedoken. Fien, met de dochter Mariet zaten in de kelders van het Josephklooster aan de Waterloostraat om te schuilen tegen de beschietingen vanaf de overkant van de Maas.
Helaas werden ze in Egypte eind november 1944 opgepakt waarna ze naar Duitsland overgebracht werden waar hij in Velbert, in de buurt van Wuppertal terecht kwam, ongeveer 90 a 100 km van Tegelen verwijderd. Na het overlijden van zijn vader vond zijn zoon Mart bij het opruimen enkele brieven die zijn vader had verstuurd vanuit Duitsland. Of die brieven zijn aangekomen is niet geheel duidelijk. In de brieven noemt hij ook de namen van andere Tegelse mannen en in een brief vertelt hij ook hoe hij de reis heeft ervaren. Uiteraard geeft hij ook aan zijn vrouw en dochtertje te missen.
Zijn vader vertelde er niet zo veel over. Een enkele keer maakte hij er opmerkingen over.

In een brief van 15-1-1945 vertelt hij over zijn reis naar en verblijf in Velbert.
Nadat zij opgepakt waren moesten ze van Tegelen uit te voet naar Kaldenkirchen, dat was ’s-maandagsmorgens.

“Daar zijn we twee dagen en nachten gebleven. ’s-Avonds ging het de trein in en toen na een reis van 36 uur kwamen we tegen den morgen in Wuppertal aan. Daar zijn we een dag of vier gebleven. Hier werden we gesplitst. Ook André Leenen en de gebroeders Hoeymakers gingen daar van mij af. Ik bleef toen nog over met Baer Thissen uit Nabben, Baer Kreykamp uit Nabben, Jeu van Heel uit Steyl, Gerard Kessels van Steyl, Theo Poeth uit de Spoorstraat, Herman Joosten uit de H.Hart-parochie en Henri Raeskin uit Tegelen. Waar André vanuit Wuppertal heengegaan is, weet ik niet. Ik heb hem niet meer te pakken kunnen krijgen. Wij zijn met zijn allen naar Velbert gegaan in een vrachtwagen en daar aangekomen zijn we met z’n vijven tezamen in een (schrik niet) ijzergieterij komen te werken. Die vijf waren Baer Kreykamp, Baer Thissen, Theo Poeth, Henri Raeskin en ik. Wij kwamen hier in een barak te liggen met zeven Italianen. Toen we zoowat een maand hier waren kregen we weer nieuwe gezichten te zien, er arriveerden hier aan de fabriek ongeveer 20 mannen en jongens uit Roermond. Die werken hier nu ook bij ons in de fabriek en liggen ook bij ons in de barak, dus nu hebben we gezelschap genoeg. Maar nou staat de zaak zoo. We staan hier met ons zondags pakkie aan en hebben verder niets als een heel dunne overall. Nu ga ik maar werken met de overall over de onderbroek en dat is niet zo erg warm vooral op het ogenblik. Hier ligt de sneeuw wel een halve meter dik en het vriest dat het kraakt. Nu maken we hier vormen en gieten en dat is werken als een paard. Het eten is wel tamelijk goed maar het is te weinig. We krijgen ook nog 2 sigaretten per dag, dat is om de 12 dagen een pakje van 24 stuks. Deze worden dan dadelijk verruild voor brood. Voor geld is hier niets te koop, maar voor sigaretten en tabak krijg je alles. Een brood van 1,5 kg kost hier zwart zonder bon 75 Mark of 15 sigaretten. Dus je ziet wat voor waarde sigaretten hier hebben. Maar goed dat jij me nog flink wat shag in de koffer gestopt had maar deze is ook al ongeveer op. We hebben honger zoals ik nog nooit van mijn leven gehad heb. Nou wou ik eens vragen of het zou lukken om ook door tusschenkomst van een Broeder of Pater van het Missiehuis een pakje gestuurd zou kunnen krijgen met het hoognoodige wat ik direct zal opnoemen erin. Die zou je dan aan Br. Gottlieb misschien mee kunnen geven en dat die dat dan in Duitschland op de post doet. Als dat lukken zou, moet je me indien mogelijk sturen het volgende: Op de eerste plaats shag, zoveel als je missen kunt, flink wat sigaretten als het kan, eigen teelt is ook al goed, het mag ook pijptabak zijn, dan een flink stevige overall, als het kan een paar flinke stevige werkschoenen b.v. die met die rubberzoolen die ik het laatste gekregen heb. Een of meer paar stevige dikke sokken met wat stopgaren en een stopnaald, die goeie werkbroek die daar nog is van mij en een oude jas om zo tusschendoor nog eens aan te doen. En een paar oude sporthemden om met werken onder de overall aan te doen.
Enfin je vraagt maar eens aan Br. Gottlieb of een andere Broeder hoe zwaar dat je zoo’n pakje mag maken en dan kijk je maar wat je erin krijgt. Op de eerste plaats moet je denken aan shag en sigaretten. Want één sigaret is één boterham. En dan de werkbroek en overall, je weet wel die goeie dikke die daar nog ligt, als hij te groot is zal ik wel zien dat ik hem omgenaaid krijg, ook een doos schoenpoets en wat naaigaren. Een paar veiligheidsspelden en wat witte hemden knoopjes en een paar groote en kleine zwarte knopen zijn ook wel handig. Je kijkt maar wat je nog te pakken kunt krijgen. Het plaatsje Velbert ligt 14 Km van Wupperthal af en ongeveer 20 Km van Essen. Wat de bommen aangaat is het hier nogal veilig, tenminste tot nog toe. Hier zijn wel eens een paar bommen gevallen maar zoolang als wij hier zijn nog niet. We slapen zoo maar in een houten krib op wat stroo, we hebben ieder een deken gekregen en een van ons zelf en dan de heelen nacht door houden we de kachel aan dus kou hoeven we s’nachts niet te lijden.
Om levensmiddelen durf ik niet te vragen en die moet je er ook maar niet in doen want die zul je zelf wel noodig hebben. Als ik shag en sigaretten ook wat vloeitjes dan ben ik al lang tevreden.
Als jullie een pakje gestuurd kunnen krijgen doe er dan een flinke brief in met het nieuws want ik ben erg nieuwsgierig hoe het met jullie gaat. Hoe maken jij, het kindje en ook de anderen het nog. Zijn jullie nog allen steeds op het St.Jozephklooster en ook nog last van de granaten?”

Dan schrijft hij nog een aantal persoonlijke zaken en onder de brief staan nog twee adressen.

“Mijn adres is: J.Lemmen  Arbeitseinstazlager Hefelerstraat 60 Velbert.
De firma waar ik werk is: Firma Gebr.Meinerts IJzergieterij Hefelertr. 60 Velbert”

Van Sjeng zijn er maar enkele brieven gevonden na zijn overlijden. In een aantal andere brieven staat ongeveer hetzelfde verhaal omdat hij waarschijnlijk niet zeker wist of de eerdere brieven waren aangekomen. Blijkbaar heeft hij geen brieven retour gekregen van het thuisfront.

In de brieven komen we een aantal namen van Tegelse en Steyler mannen tegen.
Vijf kwamen er terecht op de Ijzergieterij in Velbert. De rest ergens in Wuppertal of omgeving.

  • Sjeng Lemmen, Roermondseweg 154  Steyl, naar Velbert
  • Baer Thissen, Nabben, naar Velbert
  • Frits Beurskens, Nabben
  • André Leenen, Steyl (zwager Sjeng Lemmen)
  • Baer Kreykamp, Nabben, naar Velbert
  • Theo Poeth, Spoorstraat 57 Tegelen, naar Velbert
  • Henri Raeskin, Kaldenkerkerweg Tegelen, nar Velbert
  • Mathieu (Jeu) van Heel, Steyl
  • Herm Joosten, H.Hartparochie
  • Gerard Kessels, Steyl
  • Theo Hoeymakers, Venlo  (zwager Andre Leenen)
  • Sjors Hoeymakers, Venlo  (zwager Andre Leenen)

Bij de lijsten van het Nationaal Archief komen we deze mensen niet tegen (ook niet bij Velbert).

 

21.- Pater Sjraar Schrömbges (1921 – 1993)

Sjraar werd geboren te Steyl op 9 mei 1921 als zoon van Peter Schrömbges en Johanna Gielen. Het gezin telde 9 kinderen, vier meisjes en vijf jongens. Hij ging, bijna 13 jaar oud, naar het kleinseminarie in Uden. Daarna naar het noviciaat in Helvoirt. Omdat het missiehuis in Teteringen door het Duitse leger werd gevorderd, verhuisde de opleiding theologie naar het missiehuis van de S.V.D. in Steyl en is hij weer terug in Tegelen.
Daar werd Sjraar bij de grote razzia van 27 november 1944 samen met collega-seminarist Henk Hermus opgepakt en op transport gezet naar Duitsland. Eerst te voet naar Kaldenkerken en vervolgens per trein naar Wuppertal. Niet als normale passagiers, maar samengepakt in goederenwagons. Ongeveer 70 gevangenen per wagon. Geen fatsoenlijk eten en drinken en geen sanitaire voorzieningen. Mensonwaardig en mensonterend.
Omdat ze een toog droegen, zijn de 2 seminaristen niet als dwangarbeiders tewerk gesteld maar na enkele dagen door de kampcommandant vrijgelaten. Als normale treinpassagiers reisden ze terug naar Nederland, maar niet naar Steyl, want dit dorp lag in het frontgebied. Ze arriveerden in de Achterhoek, waar Sjraar terechtkwam bij een bakker in Borne en Henk in Bornebroek. Daar zijn ze bevrijd op woensdag 4 april 1945, waarna ze op zondag 8 april te voet weer richting Steyl zijn vertrokken.

Na de oorlog vervolgde hij zijn studie in Teteringen. In 1947 werd hij priester gewijd. In 1948 volgde zijn benoeming als missionaris in Timor. Hij heeft er gewerkt vanaf 1949 tot aan zijn dood op 6 september 1993.

Verhaal afkomstig uit het boek van Theo Laumans  “Missionarissen uit Tegelen, Steyl en Belfeld” blz 92.

 

22.- Louise Engelen (1913-2010) – verliefd op een Engelse soldaat

In de lange lijsten van de personen die ingezet werden voor de arbeidsinzet in Duitsland vinden we hier en daar ook een meisjesnaam. Een van hen is Louise Engelen. Een verhaal met flink wat onduidelijkheden.

Familie Engelen, rechts onder Louise Engelen. Collectie: familie Bömers.

 Louise, geboren op de Veldstraat 113 heeft bekende broers. Zo is er Jo Engelen, een van de Engverdi’s. Een acrobatengroep die turnen tot kunst hebben uitgewerkt en door heel Nederland optreedt, ook tijdens de oorlogsjaren.

Een andere bekende broer is Dries Engelen, een alom geprezen beeldhouwer en keramist

Louise gaat al vroeg het huis uit om te gaan werken als dienstbode in Maastricht. Dries noemt haar in zijn eigen biografie het zwarte schaap van de familie. Dries: “Ze ging al vroeg haar eigen weg, vroeg zelfstandig.”

Het is november 1936 als Louise Engelen uit Tegelen trouwt met de Venlose Henk van Horsen. Samen gaan ze wonen op de Peperstraat 33 in Venlo. Hier krijgen ze twee kinderen. Wat er dan precies gebeurd is niet duidelijk. Ook na gesprekken met familie blijft de onduidelijk. Het verhaal binnen de familie gaat dat de oma van Louise haar uit het ziekenhuis heeft opgehaald en haar geholpen hebben met de vlucht naar Duitsland. Wat is er gebeurd? Iets in familiare zin, iets met de bezetter? En waarom Duitsland? We weten het niet.

Wat we wel weten, dankzij gegevens van het Nationaal Archief,  is dat Louise van 1944 opduikt in Duitsland. Als naaister en kelnerin werkt ze in Mönchen Gladbach, Lüneburg en Berchtesgarden. Ze woont op verschillende adressen in verschillende dorpen in Zuid-Duitsland.

Bron: Nationaal Archief

Dit laatste adres van Louise moet na 1947 zijn omdat we weten dat op 13 maart 1947 de scheiding door de rechtbank in Roermond wordt uitgesproken. Louise bevindt zich op dat moment nog in Lüneburg. De reden: zij heeft hier haar nieuwe liefde ontmoet, de Engelse soldaat Jimmy Fisher.

Bron: Delpher

In maart 1948 vertrekken ze samen naar Birmingham en gaan wonen bij haar nieuwe schoonouders. In oktober 1948 trouwt het stel. Vier jaar later verhuist het gezin, inmiddels uitgebreid met een dochter Angela, naar hun eigen huis, vier woningen van Jimmy’s ouders af.

Tot 1960 blijven ze beide samen, in 1961 vertrekt Louise weer terug naar Tegelen en huurt daar een appartement in de Kerkstraat waar ze tot haar dood blijft wonen. Haar ex-man en dochter blijven in Engeland wonen.

Met dank aan de familie Bömers

 

23.- Pierre Jean Corneille Beckx (1923-2007)

Pierre Beckx, collectie familie Beckx

Pierre Beckx, geboren op de Spoorstraat, later verhuisd naar de St. Rochusstraat 26 in Steyl is van beroep bakker. Een jongeman nog van amper 17 jaar als de Tweede Wereldoorlog in 1940 begint. Op dat moment woont hij in bij bakker Camps aan de Grotestraat in Tegelen. Zijn moeder, Geertruida Beckx – Hof, is al in 1928 gestorven zodat inwoning elders een ontlasting voor zijn vader, Joseph Beckx, is. Pierre is directe familie van Beckx de la Fai welke op de Spoorstraat een winkel in onder andere orkestrions bestierde.

In 1942, Pierre is dan 19 jaar, krijgt Pierre een oproep van het arbeidsbureau dat hij tewerkgesteld wordt in Duitsland en dat hij zich op het station in Tegelen moet melden. Omdat Pierre een oom heeft die bij het arbeidsbureau werkt, weten zij het te regelen dat hij in Kaldenkirchen al mag uitstappen. Hij vindt daar werk bij een bakker in Hüls bij Krefeld.

In september 1943, als Italië capituleert, besluit Pierre niet meer terug te keren naar Hüls maar besluit onder te duiken bij zijn ouder werkgever, bakkerij Camps. Via kapelaan Akkermans duikt hij verder onder in Belfeld en later in Velden bij de familie van de Hombergh. Hier wordt hij ook lid van de ondergrondse.

Arrestantenboekje Berendsen. Collectie Gerrit van der Vorst

Op 3 juni 1944 slaat het noodlot toe. Om 05.30uur in de morgen wordt Pierre Beckx, samen met de onderduikers Zuidgeest, Gommans en Simons, door de gevreesde Johan Berendsen, de schrik van Venlo, in Velden gearresteerd en naar Venlo gebracht. Bekend is dat het in Velden stil werd als Berendsen met zijn Arbeits Kontroll Dienst kornuiten het dorp binnen reden.

 

Johan Berendsen. Berendsen werd door het Bijzonder Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch ter dood veroordeeld wegens het opjagen en insluiten van mensen die de Arbeitseinsatz trachten te ontlopen en onderduikers alsook het op bevel doodschieten van drie mensen, onder wie met name het echtpaar Maisonpierre-Compris. Op 1 mei 1947 werd het gratieverzoek van Berendsen afgewezen door de koningin en hij werd de volgende ochtend geëxecuteerd. Bron: Wikipedia

 

Op 3 juni 1944 wordt Pierre Beckx, samen met andere arrestanten, ingeschreven in het politiedagboek van de gemeentepolitie Venlo. Bron: GA Venlo.

Op 5 juni 1944 wordt Pierre Beckx weer uitgeschreven en door de enkele agenten van het Venlose korps naar Apeldoorn gebracht. Bron: GA Venlo.

 

Inschrijfkaart Kamp Amersfoort. Bron Nationaal Archief

Van oorsprong was Kamp Amersfoort een kazerneterrein van het Nederlandse leger. Vanaf augustus 1941 werden er door de nazi’s verschillende groepen opgesloten, zoals verzetsstrijders, ontduikers van de Arbeitseinsatz, communisten, gijzelaars, (vermeende) criminelen zoals zwarthandelaren, slachtoffers van razzia’s, ca. 2.500 Joden, 271 Amerikaanse staatsburgers, 123 Jehovah’s getuigen en 100 Sovjet-krijgsgevangenen. In dit concentratiekamp heerste een mensonterend regime van honger, mishandeling, dwangarbeid en executies.

Uitschrijving Pierre Beckx op 23.06.1944. Bron: Archief Kamp Amersfoort

Transportlijst met daarop de naam van Pierre Beckx. Bron Nationaal archief

Op 22 juni 1944 wordt Pierre Beckx, samen met 400 anderen, op transport gezet naar Offingen, een plaats in Zuid-Duitsland. Normaal gesproken een treinreis van circa 20 uur. We mogen echter aannemen dat de reis langer heeft geduurd, in 1944 waren al veel spoorwegen door de bombardementen vernield en was er voortdurend op onthoudt.

Arbeits- und Erziehungslager (werk- en opvoedingskamp) Offingen is in 1944 bij het dorp Schnuttenburg opgericht, in de buurt van Ulm en Augsburg. Er werden ongeveer 400 dwangarbeiders gehuisvest, voornamelijk uit Nederland maar ook uit België en Frankrijk. Door de grote hoeveelheid Nederlanders in het kamp wordt het ook wel Holländer-lager werd genoemd. Op 19 en 22 juni 1944 waren er transporten van gevangenen van Amersfoort naar Offingen. In de hallen van de kunstmestfabriek Superphosphat-Düngemittelfabrik Silbermann moeten de gevangenen onderdelen maken voor vliegtuigen van de firma Messerschmitt. De mannen worden ondergebracht in de verschillende barakken in het gehucht. Na de oorlog verblijven in dezelfde barakken SS aanhangers. Mede door (illegale) hulp van de inwoners van het dorp kunnen de arbeiders overleven. Het leven was nog slechter dan in kamp Amersfoort verklaart Pierre Beckx later. De barakken waarin ze sliepen moesten door de gevangenen zelf worden gebouwd. Er was geen wasgelegenheid en een ieder kreeg een strozak die zowel als matras alsook voor deken gebruikt moest worden. Wassen deed men, toen het ging sneeuwen, buiten in de sneeuw. Er was geen medische hulp en het eten bestond voornamelijk uit watersoep.

Beckx werd geplaatst in de afdeling FLUMO, Flugzeug Motoren.

Regelmatig werd er gemarteld en mishandeld. Net zoals velen kreeg Pierre Beckx ook last van dysenterie (zware vorm van diarree). Arbeiders die dysenterie hadden werden in een grote tent apart gezet. Pierre overleeft deze periode maar ternauwernood.

Op 24 en 25 april 1945 vallen de Amerikanen Offingen en het gehucht Schnuttenburg aan. Een SS afdeling moet het dorp beschermen en een brug over de Donau in de lucht laten springen. De Amerikanen walsen echter over de jeugdige Duitse eenheid heen met als gevolg 86 jonge Duitse soldaten die komen te overlijden. Het dorp en ook de dwangarbeiders zijn bevrijd.

Bron: Delpher

Ook Pierre Beckx keert terug naar Tegelen en vindt al snel werk bij Bakkerij Benders in Steyl.  In 1950 vertrekt hij naar Grevenbricht om bij de Coop als bakker te gaan werken. De afstand Grevenbricht – Tegelen blijkt echter als snel te groot te zijn. Zeker na zijn huwelijk in 1955 als hij trouwt hij Paula Curvers. Zij nemen namelijk de zorg van de ouders van Paula op zich en het dagelijks op en neer reizen kost te veel tijd. Pierre vindt in 1963 werk bij de Zusters van de Goddelijke Voorzienigheid in Steyl een nieuwe baan als bakker. In 1985 gaat hij in de VUT.

In 2007 komt Pierre Beckx te overlijden en wordt hij bijgezet in het familiegraf van de familie Beckx – de la Fai.

Met dank aan:

  • Bernardine en Frans Beckx
  • Gerrit van der Vorst
  • Gemeente Archief Venlo
  • Olav Petram, archief kamp Amersfoort

 

24.- Alex van der Heyden (1921 – 1988) – een goed doordachte vlucht

Het is aan Huub Seroo te danken dat we meer weten over het verblijf en de vlucht van Alex van der Heyden tijdens hun arbeidsinzet. Het is namelijk Huub Seroo die in 1994 een uitvoerig verslag schrijft over zijn verblijf in Friedrichshafen maar ook over hun vlucht terug naar Nederland. Een van de medevluchters was Alex van der Heyden.

Transportlijst naar Friedrichshafen waarop de namen van Seroo en van der Heyden op voorkomt: Bron Nationaal Archief

 

Op 12 maart wordt er weer een groep mannen opgeroepen voor de arbeidsinzet in Duitsland. Een gedeelte hiervan zal uiteindelijk in Friedrichshafen belanden. In Friedrichshafen is een concentratie van fabrieken die voorde oorlogsindustrie is met als belangrijkste de Messerschmitt fabrieken.

Onze twee mannen belanden echter bij de Zahnradfabriek in Friedrichshafen.

De Zahnradfabrik fabriceerde aandrijvingen voor militaire voertuigen, de Maybach fabrieken maakte motoren voor panzervoertuigen, de Zeppelin fabriek was betrokken bij de bouw van de V-2 en de Dornier fabriek bouwde vliegtuigen. Op het einde van de oorlog werkte hier meer dan 20.000 mannen in de oorlogsindustrie. Door de vele bombardementen werden de werkzaamheden verdeeld over vele kleine fabrieken. Zo had de Zahnradfabriek 25 kleine vestigingen. Een gewild doel voor de geallieerde vliegtuigen.

Bron: Arolsen Archives

 

Op 16 maart 1943 begint de reis. Seroo schrijft: “We stappen ’s morgens om half twaalf in de trein naar Kaldenkirchen en maken al gelijk een bombardement mee tussen Venlo en Kaldenkirchen”.

Er wordt overnacht in Kaldenkirchen waar dertien man van de groep de gelegenheid grijpen om te ontsnappen. De volgende dag gaat de reis verder naar Köln om vandaar uit naar Friedrichshafen aan de Bodensee door te reizen.

Doordat de arbeidspassen niet ondertekend waren, de mannen hadden dit geweigerd omdat ze Nederland werk hadden en niet naar Duitsland wilden, werden ze ingedeeld in de categorie gevangenen. Dit hield in dat met een nummer op de revers moest dragen zodat dit voor eenieder duidelijk was. Dit hield tevens in dat men geen salaris kreeg maar een vergoeding van 50 RM per maand.

In het kamp was er voldoende vrijheid om de stad te bezoeken en op zondag naar de kerk te gaan die door een Nederlandse priester werd geleid.

Echter de omstandigheden in het kamp waren niet al te best. Seroo: “’s Morgens kregen we drie sneetjes grijs brood met wat jam, ’s middags twee aardappelen en vier sneetjes brood en ’s avonds groentestamppot met spek”.  Het eten werd aangevuld met pakketten uit Nederland.

Om censuur op hun brieven te vermijden adresseerde men de brieven naar de fabriek van Paul Teeuwen waar de aanstaande schoonvader van Alex van der Heyden werkte. Post binnen Duitsland werd niet geopend terwijl post naar het buitenland wel onderzocht werd.

De werkzaamheden bestonden niet alleen uit het werk in de fabriek maar ook na bombardementen puin maar ook lijken op te ruimen.

De werknemers die min of meer vrijwillig in Friedrichshafen waren kregen ook verlof. Dit gold niet voor Seroo en van der Heyden. Zij hadden tenslotte hun werkpas niet ondertekend. Na de bombardementen op de verschillende fabrieken kreeg niemand meer verlof.

Eind juni was de situatie zo verslechterd dat men zelfs niet meer van het kamp af mocht. De eerste gesprekken over vluchten begonnen. Het waren met name de mannen die normaal loon kregen die het eerste weg wilden. Maar toen de dag eindelijk was aangebroken haakten twee jongens uit Venlo af. Seroo en van der Heyden werden gevraagd de legen plekken in te vullen. Echter deze hadden geen geld om de reis en eten onderweg te kopen. Ook was er het probleem dat men het kamp niet mocht verlaten behalve voor werk.

Afgesproken werd dat eenieder apart een ”Krankenschein” voor de tandarts ging halen zodat ze toch op zaterdag naar de stad mochten. De tandartspraktijk lag richting station en het plan was om direct naar het station te gaan en vier treinkaartjes te kopen. Diegene met het meeste geld zou de kaartjes kopen. Echter bij het eerste loket werden de kaartjes geweigerd omdat ze verlofpas konden overleggen. Bij een ander loket lukt het wel.

Het plan was om iedere keer een treinkaartje voor een korte afstand te kopen zodat men bij controle kon vertellen dat men ’s avonds weer terugging naar het vorige station. Dit zou minder opvallen. Ook werden kleine stationnetjes uitgezocht waar de controle minder was.

Zo reist men van Friedrichshafen naar Kaldenkirchen. Onderweg op goed geluk eten gekocht in de hoop dat ze niet verraden zou worden. Wonder boven wonder is dit niet gebeurd. Op station Stuttgart wist men zelfs broodjes te stelen die eigenlijk voor gewonde soldaten waren bestemd. De chaos bij het binnenrijden van de trein met deze soldaten veroorzaakte echter zoveel paniek dat stelen van het brood makkelijk ging.

Omdat men steeds vrijer werd wat reizen betrof, er werd bijna niet gecontroleerd, zocht men steeds grotere stations op. Van Stuttgart naar Köln naar Mönchen Gladbach.

In Mönchen Gladbach troffen ze enkele Blerickse mannen die hun aanraden niet direct naar Venlo te reizen maar naar Kaldenkirchen. Dit in verband met de grenscontrole.

In Kaldenkirchen aangekomen lopen de mannen naar de fabriek van Teeuwen waar de aanstaande schoonvader van Alex van der Heyden werkt. Deze wilde niet dat de mannen over de weg naar Tegelen liepen maar via een groot water de grens overstaken.

In Tegelen wordt de woning van Alex aan de Broeklaan opgezocht waar ze door de moeder al worden opgewacht. Voorzien van schone kleding kunnen ze in de serre gaan slapen.

Alex van der Heyden is weer thuis. Buiten Huub Seroo en Alex van der Heyden weten we helaas niet wie de andere Tegelse en Blerickse mannen waren. Ze worden niet met naam genoemd in het verslag van Huub Seroo

Na de oorlog is Alex van der Heyden nog enige keren teruggekeerd naar Friedrichshafen.

Met dank aan Corry van der Heyden en Conny Rijk.

 

25.- Jan (Sjeng) Huys (1913 – 1985) 

Door Willem Kurstjens werden wij gewezen op een verhaal in een van zijn boeken over de belevenissen van Jan Huys (roepnaam Sjeng) in Duitsland en Polen. Na de oorlog schreef Sjeng Huys een aantal brieven aan zijn broer Har Huys die in Indië de oorlog had doorgemaakt. Sjeng’s jongste zoon Leo had deze brieven in 1995 uitgetypt en er voor de familie een klein boekwerkje van gemaakt. In dit verhaal kun je een uittreksel lezen van dit verhaal.

De familie Huys-Driessen had aan de Spoorstraat een eigen drukkerij “De Mercuur” waar ook de Tegelse Courant werd gedrukt. Diverse zonen hielpen bij het drukken van de Courant. De zoon Bér Huys was op 11 mei 1940 in Someren gesneuveld bij de Duitse inval. Om aan de Arbeitseinsatz te ontkomen doken medio september 1944 Sjeng, Leo en Theo Huys onder aan de andere kant van de Maas in Maasbree. De vrouw van Sjeng, Marie Bovee, en de kinderen Wieke en Francientje bleven achter in Tegelen.

Op 8 oktober 1944 vonden de kerkrazzia’s aan de andere kant van de Maas plaats. Bij deze razzia’s zijn zeker 2200 mannen opgepakt. Sjeng en Leo hadden zich verstopt en leken de dans te ontspringen maar de Duitsers zaten een gevluchte jongeman achterna waardoor ze bij de schuilplaats van Sjeng en Leo terecht kwamen en hen gevangen namen. Lei en Theo Huys, Lot van Sprengers en Piet Willems zaten hier ook. Met een vrachtwagen werden zij vanuit Baarlo naar het station in Venlo gebracht waar ze in treinwagons werden gepropt. Behoeftes en overgeefsel werden opgevangen in een bus waarbij Sjeng de “eer” had deze bus via een kleine opening naar buiten te deponeren. Maar er heerste spoedig een enorme stank.

Bij de grensovergang werd nog het Wilhelmus gezongen. Nachts om drie uur kwamen ze in Wuppertal aan. Hier werden ze naar een concentratiekamp met prikkeldraad gebracht en in een vies lokaal hermetisch opgesloten met enkele harde banken zonder stro en dekens. Enkele mannen moesten hun behoeften doen. “Kommt nicht im Frage. Scheiss maar in die Hosen” was het antwoord op de vraag of ze naar het toilet mochten. ‘s Avonds was er nog een bombardement maar dat liep goed af. We bleven drie dagen in dit kamp.

Daarna weer drie dagen in een trein gereisd (250 km) waar ze weer in een “politiek” concentratiekamp werden opgesloten. De 1000 man werden vervolgens in groepen van 200 mannen verdeeld. Daarna moesten ze ongeveer een dag lopen totdat ze bij een suikerfabriek aankwamen. Dit moet dan Gross-Mahner zijn geweest.  Hier werden ze weer in barakken opgesloten. Ze zaten met 6 Tegelsen op een kamer. Lei, Sjeng, Op het Broek, Lucker en de broers Eugene en George van Basten-Batenburg. Op die suikerfabriek hebben wij het best goed gehad geeft Sjeng aan.[1]

Op 28-11-1944 moesten er 10 mannen klaar staan, gepakt en gezakt. Ook de naam van Sjeng Huys stond op deze lijst. In de trein en via Hildesheim, Goslar, Leipzig, Dresden en Breslau kwamen zij na een halve week aan in Katowice. Dat ligt in Polen op 40 km van Auschwitz. Hier moesten ze een nacht blijven en dan met de trein verder en 3-12-1944. “ ‘s Zondags om 3.00 uur komen we aan in Starachowitce. Deze stad ligt tussen Krakau en Warschau op 1250 km van Tegelen. Wij hadden erg veel honger maar wij zouden dezelfde behandeling en eten en drinken krijgen als de Duitsers. Maar de praktijk was helaas anders. We werden in een gebouwtje met wat stro geplaatst. Voor 150 personen hadden we één WC en één wasgelegenheid zonder zeep en handdoeken.”

Grote constructiehallen moesten worden afgebroken. Hard werken, kou en weinig eten. Ze mochten wel af en toe de kerk bezoeken voor een dienst.

Kerstmis 1944 vierde Sjeng in Starachowitce. Die nacht was er ook een bombardement, schuilkelders waren er niet en het resultaat was weer enkele dodelijke slachtoffers en kapotte ramen. Op nieuwjaarsavond zelfde ritueel.

Op 2 januari wilde hij met een vriend Duitse marken gaan wisselen voor Zlotys toen het plein door Duitsers werd afgesloten met alle mensen die op het plein waren op deze marktdag. Het was een vergelding van de Duitsers omdat er met nieuwjaar enkele Duitsers door het verzet waren omgebracht. Er zouden een willekeurig aantal Polen als vergelding worden opgepakt en daar zou het waarschijnlijk niet goed mee aflopen. Met veel moeite en geluk en omdat zij een werkbriefje hadden konden ze toch nog door de afsluiting terug naar hun barak.

Op vrijdag 5 januari 1945 waren ze grote ramen in aan het laden in een trein waarbij ene Jan Brummans uit Beringe klem kwam te zitten toen deze ramen gingen schuiven. Hij was zwaargewond en met hun vijven hebben ze hem op een draagbaar naar het ziekenhuis gebracht. Hij is geopereerd maar na enkele dagen toch overleden en ter plekke begraven.

Op zondag 12-1-1945 moesten ze zich klaar maken voor een evacuatie. De Russen waren al dichtbij. De trein kwam en men moest snel instappen en na enkele uren kwamen ze uitgeput op een groot station aan. Morgens moesten ze in een goederentrein. Het was erg koud en de sneeuw joeg over de Poolse vlakten. Na een dag reizen waren ze in Lodz. Met een andere trein kwamen ze vervolgens aan in Leipzig. En van daaruit verder naar Gaslau en vervolgens door naar Salzgitter, hun bestemming. Dat ligt enkele kilometers van Braunschweig.  Weer terug op de plaats waar we begin december de reis naar Polen waren gestart.

Bron: Arolsen Archives

“We werden in Lager 1 gestopt en kregen een dag vrij om alle papierwerk te regelen. Eerst ging ik naar de Gotische kerk om God te bedanken voor de behouden terugkeer. De pastoor, die ik nog kende, was verwonderd dat wij levend waren teruggekomen. Ik vroeg terloops of er niet een drukkerij in de buurt was. Nu die was er. Druckerei E. Appelhaus en co in de Warnerstrasse 7. Ik ben ernaartoe gegaan en kon er werk krijgen. Zo kwam ik van de hel in de hemel. Daar was het goed uit te houden. Nadat ik enkele dagen vrij kreeg ben ik naar Watenstedt gegaan om te kijken hoe het met mijn broer Leo was gegaan. Daar lagen de fabrieken van de Hermann-Göring-Werke met zijn barakken. Na lang zoeken vond ik Lucker en Op het Broek en nog enkele mannen die ik nog kende van de suikerfabriek. Het waren tot op het been vermagerde mannen geworden. Lei was op de fabriek en ik kon hem niet te pakken krijgen. Ze zeiden dat het met Lei niet zo goed ging, hij was erg stil geworden. De zondag erop ben ik bij Lei geweest. Ik schrok ervan hoe hij eruitzag. Hij was vermagerd en had enkele zweren. Wij hebben uren bij gekletst. Gezegd dat ik zou proberen hem hier weg te halen. En 14 dagen later had ik ook voor Lei een baantje bij de drukkerij geregeld.”

“De laatste weken voor de bevrijding was er doorlopend alarm en zaten wij zowat de hele dag in de bunker. De Russen kwamen steeds dichterbij en toen wij de mitrailleurs hoorden en de granaten overvlogen zijn wij in de bunker gaan zitten. Maar goed ook want de drukkerij kreeg ook granaatinslagen en enkele personen raakten daarbij gewond.”
Dan stopt het relaas van Sjeng Huys. Na de bevrijding zijn ze veilig in Tegelen teruggekeerd.

In het verhaal de broers van Basten-Batenburg komen dezelfde Tegelenaren ook ter sprake. Ook zij zijn in de suikerfabrieken tewerkgesteld. Toen het werk daar klaar was werden de mensen elders geplaats. Sjeng Huys werd toen in Polen geplaatst.

Het uitgebreide verhaal, met veel meer indrukwekkende details, is te lezen in het boek van Willem Kurstjens uit 2012: “Tegelenaren in oorlogstijd”. Hoofdstuk: Sjeng Huys, Brieven aan Har Huys blz.37-52. Het boek is digitaal beschikbaar bij de uitgeverij Shinz en ook bij het Heemkundelokaal de KOSO (Grotestraat 46) in te zien.

In de lijst van dwangarbeiders in het Nationaal Archief kun je zien staan:
Beschäftigt Firma Zuckerfabrik Gross-Mahner  Achilles & Co

  • Leo Huys *25-11-1926 Spoorstraat 74 Tegelen Ongehuwd
  • Jan Huys *03-09-1913 Belfeld    Sjeng stond dus blijkbaar in Belfeld geregistreerd.
  • George RM van Basten Batenburg *18-02-1924 Kasteellaan 4 Tegelen Ongehuwd
  • Eugene OHM van Basten Batenburg *07-03-1926 Kasteellaan 4 Tegelen Ongehuwd
  • Hendr.HJ op het Broek *18-08-1899 Gasthuisstraat 56 Tegelen Gehuwd, 5 kinderen
  • Peter Paulus Lücker *06-10-1894 Hoogstraat 4 Tegelen Gehuwd, 4 kinderen


In het boek van Fred Cammaert over de kerkrazzia’s op de westelijke Maasoevers uit 1996 “Sporen die bleven” staan achterin lijsten per dorp. Sjeng Huys en Leo Huys staan hier op blz.275 bij de mannen uit Maasbree die op 8-10-1944 zijn opgepakt. Zij zaten ondergedoken in Maasbree.

[1] Vreemd genoeg is dit in tegenstelling tot de opmerkingen van zijn broer Leo die ook bij de suikerfabriek was aangekomen. Hij heeft het over gebrek aan stookhout, miljoenen luizen en weinig eten.

 

26.- Lei Huys (1925-2009)

 

Wie het bovenstaande artikel over de Zuckerfabrik Grosz Mahner in Salzgitter aandachtig heeft gelezen heeft ook de naam van L.M Huys zeker opgemerkt. Ook het adres, Spoorstraat 74, zal wellicht opgevallen zijn.

L.M. Huys is Leo Marie (Lé) Huys en het adres Spoorstraat 74 is het ouderlijk adres van zijn ouders die daar een winkel en een drukkerij bestierden. Leo Huys is in Tegelen vooral bekend vanwege zijn boeken in het Tegels dialect.  Met onder andere “Dae Zomer in ’t kruuts” omschrijft Huys de voor-oorlogse omstandigheden in Tegelen zeer treffend.

 

Bron: Arolsen Archives

Op deze lijst staat Leo Huys bijna onderaan onder zijn plaatsgenoten de gebroeders van Basten Batenburg. Tot ons geluk heeft Leo het leven in de kampen rondom Salzgitter in een brief aan zijn zus Mariet Huys kort beschreven.

Zoals al in het eerdere artikel over de suikerfabriek beschreven worden de mannen tijdens een razzia op 8 oktober opgepakt en naar Salzgitter gestuurd. Waaronder dus ook Leo en zijn broer Sjeng Huys. Volgens de ziekteverzekering kaart worden ze hier per 13.10.1944 tewerk gesteld.

“Tesamen met een twintigtal andere gevangen en een miljoen vraatzuchtige luizen word ik ondergebracht in Stube 25 Lager 6 van de onmetelijke Hermann Göring Werke in Watenstedt/Salzgitter.”

In de barak krijgen ze een strozak en een moltondeken. “Ook staat er een kachel maar helaas geen hout om te stoken.”[1]

Werktijden waren van zes uur ‘s morgens tot zes uur ’s avonds. Op zondag werkte men tot 12.00 uur en kon men zich gaan douchen. “Soms was er zelfs warm water maar zeep bestond niet.”

Loonstrookje Leo Huys. 22 dagen werken – totaal 230 uur. Bron Arolsen Archives.

Ons dagelijks rantsoen bestond uit 200 gram brood en een lepel soep in een blikje. Het brood moest je direct opeten anders liep je de kans dat een medegevangene het uit je hand graaide en ermee wegliep.”

De bewaking bestond uit Duitse soldaten en Oekraïense “Schutzmänner” die allemaal fel waren op sabotage.

We weten dat de Leo, samen met zijn broer Sjeng, op 8 oktober 1944 tijdens een razzia is opgepakt.

Volgens de ziektekostenverzekering begint Leo op 13.11.1944 bij de suikerfabriek te werken.

Volgens zijn salariskaart Is Leo Huys zijn laatste werkdag 31.01.1945.

Registratieformulier Nederlanders in Salzgitter, bron Arolsen archives.

Dan verschijnt zijn naam plotseling bij de drukkerij Appelhaus & Co in Salzgitter waar hij tot 10 april 1945 heeft gewerkt. Wat blijkt? Uit een ander verslag van de broer van Leo, Sjeng Huys[2], weten we dat Sjeng, na een hele rondreis door Oost-Duitsland en Polen uiteindelijk weer terugkeert in Salzgitter. Het is Sjeng die een baantje bij drukkerij Appelhaus weet te regelen en vandaar uit op zoek gaat naar zijn broer Leo. Hij vindt deze, vermagerd en wel, en weet voor hem ook een baantje in de drukkerij, waar het leven een stuk aangenamer is, te regelen.

In mei 1945 keert Leo terug naar Tegelen waar hij, onder hij onder toezicht van Frans Oehlen, hoofdredacteur van de Tegelse Courant, een carrière als journalist wil opstarten.

In 1960 emigreert Leo, samen met zijn echtgenote, naar Australie. In 2009 komt Leo Huys te overlijden.

Met dank aan Theo Laumans en Willem Kurstjens.

[1] In zijn boek “De Hel van Watenstedt” beschrijft Arie Crommentuijn dat hij en enkele anderen, die ook in Lager 6 zaten, tijdens luchtalarm niet in de schuilkelders doken maar juist in hun barak bleven. Als alle bewakers in de schuilkelder zaten stroopten zij het terrein af voor hout om te stoken. In de barak ontstond dan ruzie wie het dichtst bij de haard mocht zitten.

[2] Willem Kurstjens uit 2012: “Tegelenaren in oorlogstijd”.

 

27.- Theo Janzen (1922-2012)

Uitgerekend op de verjaardag van zijn moeder, Maria Janzen – Ottenheijm, 10 mei 1940 ziet Theodorus Stephanus Carolus Janzen voor het eerst Duitse soldaten langs hun huis in de Industriestraat rijden. Theo is dan 18 jaar. Theo, die kernmaker is bij Driessen – Billekens, hoeft de eerste 6 weken niet te werken. Alles lig stil. Samen met Sjraar Giesen, Jan Faassen en nog enkele jongeren liggen ze op hun rug in het gras om naar de vliegtuigen die over vliegen te kijken. Wat gaat er gebeuren?

In juli 1941 wordt Theo Janzen lid van de Nederlandse Unie. De Nederlandse Unie probeert tot bepaalde hoogte samen te werken met de Duitse bezetter maar is bijvoorbeeld tegen uitzetting van de Joden maar ook fel tegen de NSB’ers.[1]

Bij Driessen – Billekens komen na een poos enkele Duitsers te werken. De directie werd verteld dat zij een lijst van acht mannen moeten maken die naar Duitsland gestuurd zouden worden. Theo Janzen, die op slechte voet met de directie staat, staat bovenaan de lijst.

Aanstellingsbrief voor Carl Zeiss Jena. Collectie: familie Janzen.

 

Op 11 mei 1942 moet Theo zich melden bij het arbeidsbureau in Venlo. Daar wordt hem verteld dat hij als hulparbeider moet gaan werken bij de firma Carl Zeiss in Jena.

Werktijden – 60 uur/week

Salaris – 0,50 RM/uur

Verhuiskaart van Tegelen naar Jena. Collectie familie Janzen.

Theo weigert de werkovereenkomst te tekenen maar wordt alsnog op transport gezet. In Jena worden ze in houten barakken ondergebracht. In de stapelbedden ligt een paardendeken en een strozak. Als Nederlander had hij redelijk wat vrijheid om onder andere de stad te bezoeken. Vanwege zijn vakkennis wordt Theo geplaatst in de kernmakerij van de gieterij van de fabriek.

Het rantsoen voor een hele week bestaat uit 7 ons brood met kaas. Middageten uit koolwatersoep met aardappelen en spinazie van brandnetels. Een keer per week kreeg men een stukje vlees erbij.

 

Verlof

De jongens van Driessen – Billekens, die bij Carl Zeiss werken, doen goed hun best. Zo goed zelfs dat ze in aanmerking komen voor verlof. De afdelingsleider vraagt Theo of hij bij terugkomst naar Jena tulpenbollen mee wil brengen. Hij wil hem zelfs geld voor de bloembollen meegeven. Theo beloofd hem dat hij dit zal doen maar weigert het geld aan tenemen[2]. Het verlof zou van 15 september 1942 tot 30 september 1942 duren. De afdelingsleider zal echter tevergeefs wachten op zijn tulpenbollen. Aangekomen in Nederlands besluit Theo Janzen onder te duiken.

Onderduiken

Uiteindelijk vindt hij een plek in Beesel, bij de familie Timmermans. Werk krijgt hij bij de stroopfabriek. Bij de familie Timmermans zat ook een Belg ondergedoken. Theo: “Deze kwam vaker ’s nachts bij mij op de kamer, ik vertrouwde het niks. Ook het eten was naatje pet”. Hij besluit dan ook om weer thuis te gaan wonen. In Steyl vindt hij werk in de drukkerij van de paters. Echter vanwege de aanwezigheid van de Duitse soldaten besluit hij ook hier te vertrekken.

Bij een tante aan de Grotestraat vindt hij weer een ander onderduikadres. Op zijn verjaardag, 28 januari 1943, besluit hij ’s avonds om even naar huis te gaan. Aangekomen op de hoek Spoorstraat- Industriestraat botst hij tegen de N.S.B.ér Frans V. aan. Op 29 januari staat de politie voor de deur van zijn ouders. Theo moet zich die dag nog zelf melden anders wordt in zijn plaats zijn vader gearresteerd. Hij kiest eieren voor zijn geld en meldt zich bij het politiebureau.

Bron: Arolsen archives.[3]

 

Volgens deze kaart zou Theo Janzen op 5 februari 1943 in Amersfoort zijn aangekomen waarop hij op 16 april overgeplaatst wordt naar Haaren[4]. De overplaatsing naar de gevangenis in Haaren heeft te maken met de tijdelijke sluiting van kamp Amersfoort. In verband met uitbreiding worden alle gevangenen overgebracht naar Haaren of Vught. In mei 1943 gaat kamp Amersfoort weer open.[5]

Vanuit Amersfoort wordt Theo Janzen naar Vught verplaatst waar hij onder verschrikkelijke omstandigheden werkzaamheden voor de Philips moet verrichten. De plaatsing in Vught zal Theo voor het leven tekenen. Hij wordt hier mishandeld en met een geweerkolf hard in zijn gezicht geslagen. Daarbij wordt er onherstelbare schade aan zijn zenuwen veroorzaakt waardoor zijn mond voor altijd scheef zal staan. Hoewel het werken op de Philips afdeling als “favoriet” werd beschouwd omdat daar het eten beter was, was het leven in Vught voor menigeen een hel. Voor Theo gold dit laatste. Zwaar ondervoed wordt hij dan uiteindelijk in 1943 op transport gezet naar Duitsland. Hoewel niet met zekerheid te zeggen, waarschijnlijk zijn redding.

 

Werk in Duitsland

Op 16 april 1943 wordt Theo Janzen, op last van het arbeidsbureau in Den Bosch, getransporteerd naar Gosheim in Bad Württemberg bij de firma Johan und Josef Weinmann. Het bedrijf is gespecialiseerd in fijn-draaitechnieken. Vijf dagen later, 21 april, wordt zijn 1e werkdag hier. De firma Weinmann is een klein familiebedrijf en de eigenaar moet, zoals later uit brieven blijkt, niets hebben van het nationaalsocialisme van Hitler. In het begin slaapt Theo nog met 5 of 6 anderen in een barak in het dorp. Daarna wordt hij opgenomen in het ouderlijk huis van de familie Weinmann. Theo Janzen wordt goed opgevangen en kan in deze gezonde omgeving weer aan sterken. Het bedrijf produceert onder andere scheerapparaten maar draait ook schroeven e.d.

Op 22 februari 1945 wordt Gosheim zwaar gebombardeerd. Uiteindelijk nemen Franse troepen het dorp in.

Ontslagbriefje van de firman Weinmann. Collectie familie Janzen

Theo Janzen wordt op 18 april 1945 “infolge der eingetretenen Ereignisse” zoals het op zijn ontslagbriefje staat, ontslagen en de firma Weinmann verzoekt de ”massgebenen Dienststelle die von Ihnen gewünschte  Rückführung zu veranlassen.”

Het dorpje Gosheim in Zuid-Duitsland. Collectie famile Janzen

Uiteindelijk zal hij, via Frankfurt, weer naar Tegelen terugkeren.

Op 13 oktober 1952 trouwt hij met de Amsterdamse Trees de Greef.

 

Het gelukkige echtpaar Janzen- de Greef.

Na de oorlog correspondeert Theo met het bedrijf in Gosheim. Tot in de jaren zeventig schrijft men elkaar en houdt men elkaar op de hoogte. Zo schrijft Weinmann in 1947 dat er in het dorp nog steeds Hitler aanhangers zijn die auto’s rijden en zich de buik vol eten terwijl de rest van de bevolking streng op rantsoen zijn gezet. Josef Weinmann, de directeur, vraagt zelfs of Theo niet terug wil komen. Goede vakmensen kunnen we goed gebruiken schrijft hij. Ook zal Theo en later zijn kinderen Gosheim nog meerdere malen bezoeken. De contacten onderling blijven.

In 2012 komt Theo Janzen te overlijden

Verhaal met dank aan: Familie Janzen en Werner Weinmann

 

[1] De Nederlandse Unie wordt in december 1941 door de Duitse bezetters verboden.

[2] Achteraf verklaart hij dat hij hierover spijt heeft gehad.

[3] Theo wordt ingedeeld onder de categorie “a-socialen”. Een bij elkaar geraapte categorie gevangenen die de bezetter in kampen en gevangenissen opsluit, zijn de ‘asocialen’. Dit zijn mensen met uiteenlopende achtergronden: werkweigeraars, criminelen en fraudeurs, mensen die in tijden van schaarste hebben gestolen, kermisexploitanten en woonwagenbewoners. Velen van hen worden opgesloten in Kamp Amersfoort, waar ze als herkenningsteken een zwarte driehoek moeten dragen. Bron: WOII.nl

[4] Op de website van gevangenis Haaren komt de naam van Theo Janzen niet voor.

[5] Bron: oorlogsbronnen.nl

 

28.- Conradus (Coen) Cremers (9-10-1924 – 26-1-1993)

Coen Cremers – collectie Jos Cremers

Wie deze foto ziet begrijpt al snel dat Coen Cremers geen volger was van de Nationaal- Socialisme zoals Hitler dit in zijn verwrongen gedachten had.

Toch duurt het nog even voordat Coen dit Amerikaanse uniform kan aantrekken. De tijd daarvoor zal hem alleen gesterkt hebben in de gedachte deze bezetting teniet te doen.

 

Pas arbeidsdienst Mook, collectie Jos Cremers.

Wat eerst begon als vrijwilligerswerkkampen werd al snel, wegens te weinig aanmeldingen, verplicht. In geheel Nederland werden de Nederlandse Arbeid Dienst opgericht. Overal ontstonden werkkampen bestaande uit houten barakken waarin jongelui werden “opgeleid” om mogelijk dienst te doen in het Duitse leger. De opleiding bestond echter niet uit het omgaan met wapentuig maar uit het graven van loopgraven en tankvallen. In plaats van een geweer werd er dan ook bij de arbeidsdienst een schop geschouderd.

Hoewel het gebruikelijk was om de mannen zover mogelijk weg te plaatsen van hun eigenlijke woonplaats, kwam Coen Cremers in Mook terecht. In kamp 331, Mookerheide, wordt Coen op 6 januari 1943 verwelkomt. Hij krijgt, net als iedere andere arbeider, een bronsgroene uniform, gecompleteerd door een kwartiermuts (schuitje), leren koppelriem, hoge zwarte kistjes met ijzerbeslag en rond de hak een soort hoefijzer. Verder beenwindsels, sokken, werkkleding, bretels, sportkleren en -schoenen, onderkleding, broodzak met veldfles, eetgerei (met ingegraveerd het NAD-embleem met het devies ‘Ick Dien’). Klompsokken, tentzeil, blikken was schaal. Ook een stel dekens en lakens en een blauw geruite strozak met dito kussen die je zelf met stro moest vullen. De arbeidsman kreeg verder nog een lange overjas van groen laken, een schoenenborstel en een insmeerborstel (Bron: historie Molenhoek). Mook wordt voor zes maanden zijn nieuwe thuis. Zes maanden gevuld met het ontginnen van de Mookerheide.

Arbeidsdienst bezig op de Mookerheide. Collectie historische groep Molenhoek

Op 12 juni 1943 gaat Coen Cremers met ontslag en keert hij terug naar de Industriestraat 23 in Tegelen. Echter zijn “vrijheid” zal niet lang duren.

Zeer waarschijnlijk via een oproep van het Arbeidsbureau Venlo, zeker weten doen we niet, belandt Coen Cremers in Düsseldorf – Rath bij de firma Mannesmann Röhre. Vanuit Tegelen krijgt hij van pastoor een klein boekwerkje mee om zijn katholieke plichten niet te vergeten.

Collectie Jos Cremers

Door dit boekje weten we dat Coen in een barakkenkamp op het sportterrein aan de Herdeckerstrasze van de gemeente Düsseldorf -Rath verbleef.

Op 8 augustus 1943 krijgt Coen Cremers een dag verlof om naar Kaldenkirchen te reizen. We zien dit vaker bij andere arbeiders, in Kaldenkirchen worden dan schone kleding, eten en sigaretten opgehaald.

Vakantiepas Mannesmann, collectie Jos Cremers.

Of Coen terugkeert naar de fabriek of dat hij ergens ondergedoken is weten we niet.

Buiten een vermelding op de lijsten van de ziektekostenverzekering van de firma Mannesmann, waarop helaas geen einddatum staan, hebben we geen verdere documentatie uit Duitsland.

Bron: Arolsen Archives

Coen duikt op in Weert waar hij een tijdelijk identiteitsbewijs krijgt uitgereikt. Dit moet in ieder geval na 22 september 1944 zijn, de dag dat Weert bevrijd werd. Het hoe en wat hierover is helaas niet bekend.

Collectie Jos Cremers

 

Wat we wel zeker weten is dat Coen Cremers zich op 13 januari 1945 aanmeldt voor de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten.

Collectie Jos Cremers.

De Binnenlandse Strijdkrachten waren, onder leiding van Prins Bernhard, in het begin samengesteld uit oud verzetsleden en stonden onder commando van het Amerikaanse leger. Omdat er te weinig verzetsmensen waren konden zich ook vrijwilligers aanmelden. Uit de aanmeldingskaart van Coen Cremers weten we dat Coen ingedeeld werd bij de Technische Dienst van de NBS.

In juli 1945 wordt Coen, op eigen verzoek, ontslag verleend. In 1951 trouwt hij met Tiny Janssen. In 1993 komt Coen Cremers te overlijden.

Met dank aan

  • Familie Cremers.
  • Historische werkgroep Molenhoek, Max Windau

 

29.- Antonius (Twan) van Crooy (1914-1986) 

De tocht die Twan van Crooy gedurende de laatste jaren van de oorlog heeft meegemaakt is moeilijk te reconstrueren. Met de nodige documenten die we op zijn naam gevonden hebben proberen we het toch.

Twan van Crooy werd op 18 augustus 1914 op de Arnoldus Janssenstraat 6 in Steyl/Tegelen geboren. Op de documenten lezen we dat hij kok van beroep was.

Op het bidprentje van Twan wordt gesproken van “moeilijke tijden in de oorlog”. Zover we kunnen nagaan begonnen deze moeilijk tijden in 1943. Twan wordt in Gaggenau geplaatst in het gevangenkamp Rotenfels, zeer vermoedelijk op 17 februari 1943, ook wel het Russenkamp genoemd, waar ongeveer 1400 gevangen van allerlei nationaliteiten onder erbarmelijk levensomstandigheden moesten werken. Omdat de Franse gevangen een streepje voor hadden op de andere gevangen werden deze ingezet bij de boerderijen in de omgeving. Twan heeft vermoedelijk voor de Daimler Benz fabrieken moeten werken.

Plattegrond “Russenlager”. Bron Stadtarchiv, Gaggenau

 

In september 1944 bombarderen Amerikaanse vliegtuigen het kamp voor de 1e keer, op 3 oktober 1944 voor de 2e keer. Het kamp is dusdanig vernield dat de overlevenden moeten worden overgebracht naar het vlakbij gelegen Karlsruhe. Twan arriveert hier op 10 oktober 1944.

Inschrijving Twan van Crooy in Karslruhe, bron Arolsen Archives.

 

 

 

Hoewel veel inschrijfboeken uit Dachau vernield zijn, is het boek waarin Twan van Crooy onder nummer 136067 staat ingeschreven, bewaard gebleven. Bron Arolsen Archives.

Inschrijfboek Dachau waarin ook Twan van Crooy vermeld staat: Bron Arolsen Archives.

Op 21 december 1944 wordt Twan van Crooy overgebracht naar het beruchte concentratiekamp Dachau. Op zijn inschrijfkaart wordt van Crooy aangemerkt als NAL, Nicht Aus dem Lager (Afkortingslijst Arolsen Archives). Twan mag dus onder geen beding het kamp verlaten.

Bron: Arolsen Archives.

Uit zijn Effekten-Verzeichnis weten we wat Twan meenam naar Dachau. Kleding, schoenen, een sjaal en zijn persoonlijke papieren. Vermoedelijk in een houten kist die ook op het formulier wordt vermeld. Dachau stond bekend om zijn gruwelijkheden, de medische proeven waaronder de testen hoe om te gaan met onderkoeling. Veel gevangenen moesten buiten het kamp werken. Waarschijnlijk gold dit niet voor Twan van Crooy omdat hij als NAL was aangemerkt.

Op 29 april 1945 bevrijden Amerikaanse troepen het kamp. Twan van Crooy is een van de 32.000 gevangenen die nog levend aangetroffen worden.

Inschrijving  dag van bevrijding bij KZ Gedenkstaette,Dachau. Bron: KZ Gedenkstaette, Dachau

Na de oorlog trouwt hij met Fien Maurmair. In 1986 komt Twan van Crooy te overlijden.

 

31.- Louis (Lot) Sprengers (17-6-1917 – 31-1-1994)

Lot Sprengers Foto: familie Sprengers

Net 25 jaar geworden en nog bezig met zijn opleiding voor huisschilder en vakdocent wordt Lot Sprengers via een oproep uitgenodigd om zich op 31 augustus 1942 te melden bij het arbeidsbureau. Door zich wel te melden en niet, zoals vele anderen onder te duiken, voorkomt hij dat broers en zussen voorlopig vrijgesteld worden van de arbeidsinzet in Duitsland.

Amper een week later wordt Louis, samen met enkele andere Tegelenaren, al op transport gezet. Op 8 september brengt een treinreis hem, via Kaldenkirchen, Viersen, Duisburg Homburg, Berlijn, Stettin naar Swinnemünde (Swinnemunde heet tegenwoordig Świnoujście en ligt in Polen).

In Swinnemünde is een grote scheepswerf van de Duitse marine, ook hier verblijven Nederlanders die, via de arbeidsinzet, gedwongen worden om hier te werken. Louis, opgeleid als schilder, krijgt de opdracht om de barakken van deze dwangarbeiders op te knappen.

Het werk in Swinnemünde duurt tot midden oktober. Op 17 oktober 1942 wordt Lot wederom op transport gezet, nu met bestemming Stettin. Hier wordt hij tewerk gesteld bij het schildersbedrijf Robert Fiehe. Diezelfde Fiehe wordt in 1943 opgeroepen voor de “Bundeswehr” waardoor Lot een nieuwe baas krijgt, Herrn Wedell.

 

Eerste verlof

Op 26 januari 1943 krijgt Lot verlof om tijdelijk terug te gaan naar Steyl. Dat Lot de reis zelf betaald zal zeker meegeholpen hebben. In Steyl meldt hij zich ziek zodat hij wat langer thuis kan blijven. Echter via het arbeidsbureau wordt hij toch gesommeerd om weer naar Stettin te vertrekken.

Voor de barakken in Stettin, geheel rechts Lot Sprengers. Foto: familie Sprengers

Het verblijf in Stettin is armmoedig. Houten barakken die gedeeld worden met Polen, Russen en Letten. Het is koud in de barakken, er staat wel een kachel maar hout is niet te krijgen. Vloeren en bedden worden gesloopt om de kachel te stoken. In april 1943 komt het bevel dat alle kachels uit de barakken verwijderd moeten worden. Ongedierte en met name vlooien teisteren de bewoners.

Uitsnede brief van moeder Sprengers aan Lot over het vlooienprobleem. Collectie familie Sprengers

Ook het eten is erg slecht. Voedselpakketten van familie helpen veel en met het weinig geld dat ze verdienen worden aardappelen, brood en kool gekocht. Na het verwijderen van de kachels kunnen ze echter niet meer zelf koken. Lot heeft het geluk dat hij regelmatig bij particulieren moet schilderen waar hij dan ook een maaltijd krijgt geserveerd.

In het begin mogen er nog uitstapjes gemaakt worden naar bioscoop of café. Foto: familie Sprengers

Opvallend is ook de veelvuldige correspondentie tussen Lot en de familie. Gelukkig zijn vele brieven bewaard gebleven zodat men zich een beeld kan vormen van de omstandigheden tijdens deze periode. Maar niet alleen familie schreef, ook de pastoor uit Steyl stak, met zijn brieven, de mannen een riem onder het hart om maar niet de moed te verliezen en ook de dagelijkse gebedjes niet te vergeten.

Enkele passages uit de brief van pastoor Windhausen aan Lot, december 1942. Collectie familie Sprengers

Tweede verlof

Eind 1943 vraagt Lot voor de tweede keer verlof aan. Na enkele weigeringen wordt hem dit eindelijk in november 1943 toegekend.

Treinkaartje naar, wat uiteindelijk, de vrijheid zal worden. Collectie familie Sprengers.

Lot heeft de, met vele hindernissen omgeven, terugreis in zijn dagboek vastgelegd:

Vrijdag 19-11-1943

Eindelijk na 2 maal alles in orde te hebben gehad, om met verlof te gaan, kunnen we thans dan voorgoed ‘entgültig sicher‘ met verlof gaan.

 

Maandag 22-11-43

Om 7 uur uit bed, de dekens en kommen inleveren, om half negen het rantsoen afhalen en rap alle boterhammen smeren om nog gauw met de trein van half tien vanuit Züllchew naar het hoofdstation te vertrekken, daar moesten we nog hard lopen om de trein van 10.14 uurtje halen, nog net plaats voor ons, daarmee begon de grote reis.

Twee uur later waren we reeds in Berlijn, nu moesten we nog 12 uur wachten want de trein vertrekt om 23.55 uur. In de wachtkamer van het station gaan zitten om wat te dutten, want we hadden nog heel wat voor de boeg.

Het werd half zeven, zeven uur, half acht, opeens, alarm.

Gelukkig hadden we per toeval net onze koffers afgehaald, we wilden eerst in een gewone schuilkelder gaan, maar ik had me dit van tevoren reeds bekeken, in de metro was beter.

Nu op ‘t moment zitten we in de metrokelder en wachten af. We horen wat schieten maar meer niet. Zoo juist een slag dat horen en zien verging. Wat er gebeurt is weten we nog niet, maar in alle geval is het in de buurt. Het is nu half negen.

Negen (21) uur: zojuist heeft men reeds gewonden hier binnen gedragen, ook Hollanders, die, alhoewel er luchtalarm was, toch aan het station waren blijven staan om zeker een goed plaatsje in de trein te krijgen.

We horen nog steeds bommen vallen. Tien over negen, zo juist is alarm veilig geblazen. Als er nu maar niets gebeurd is wat ons de reis belemmert. Het gerucht gaat reeds dat het Potsdamer Bahnhof in brand staat, maar dat zullen we toch maar niet direct geloven.

Half tien, alweer alarm, na een half uur weer vrij, steeds worden er meer gewonden binnen gedragen, ‘t is een troosteloze blik, anderen hebben hun have en goed verloren en zitten voor zich uit te staren, weer anderen heeft men onder de puin vandaan gehaald en zitten helemaal onder het stof en drek.

Half elf: we zitten nu in een wagen van de metro, die is lekker warm en we gaan wat pitten en wachten af wanneer we kunnen afreizen. Zojuist heeft men reeds gezegd: “vandaag rijden we niet meer af”. Dus het schijnt toch waar te zijn dat het station getroffen is. Ook vertelt men dat het Stettiner Bahnhof hier en het Lehrter Bahnhof kapot is. Afwachten.

 

Dinsdag 23-11-43

7 uur en nog steeds wachten we tevergeefs op een goed bericht. Men heeft ook al gezegd dat we weer terug moeten reizen, maar daar denkt geen mens aan

8 uur: we gaan met de ondergrondse naar het Arbeidsfront om inlichtingen, maar niet te bereiken, de lijnen kapot.

11 uur: wel zeker 10x met hetzelfde treintje gereid, maar alles tevergeefs.

12 uur: we zijn de stad in geweest, alles nog troostelozer als in de kelder. De lucht betrokken of er een zwaar onweer geeft, alles van de rook, overal brand.

 Potsdamer Bahnhof is helemaal uitgebrand.

We proberen nu vanmiddag om 4 uur met de trein van het Anhalter Bahnhof te vertrekken.

Het is nu twintig na twee, dus de tijd schiet op, op hoop van zegen!!!

De waterleiding en het gas is kapot, dus zit alles zonder. De trams rijden niet, de treinen zeer weinig of niet. Zo kan men zich een beeld vormen, als men op straat loopt krijgt men pijn in de ogen van de damp.

Piet is nu erop uit om inlichtingen in te winnen voor de reis, ik zit nu op het Anhalter Bahnhof.

Nog geen 5 minuten later komt Piet aanhollen met het bericht dat van hieruit geen trein vertrekt. Dus de koffers en weer verder op zoek naar een uitweg.

Eerst een metro die ons naar Tempelhof zou brengen, wat een drukte, hopeloos gewoonweg, maar als echte straatjongens persten we ons nog gauw in de eerste de beste trein en daar ging het voor de zoveelste maal met de ondergrondse naar Tempelhof, daar moesten we overstappen op de tram lijn 96, een van de weinige trams die nog verbinding in stand hield.

Dat ritje duurde ongeveer een half uur.

De hele rit zagen we huizen die reeds van een vorig bombardement zware schade geleden hadden, alles was daar uitgebrand. Eindelijk waren we in Lichtefeld Ost. Van daaruit zouden we de verbinding krijgen naar Jüterbog, maar nee hoor. De volgende verbinding ging een station verder: LichtefeldWest. Het was ongeveer 6 uur, van daaruit hadden we direct verbinding naar men zei tot Jüterbog.

Ook deze keer mis, weer op het eerstvolgend station Ludwigsfelder weer uitstappen.

Hier misten we de trein doordat we een paar vrouwen met kinderen geholpen hadden.

Toen moesten we 2 en half uur wachten. We gingen dus in het stationshotel zitten. Intussen kwam weer een trein uit Berlijn binnen, allen moesten hier wachten, het café was tjokvol.

Na een half uur ging het alarm, we wilden naar buiten naar de schuilkelder, maar de weg naar buiten was gespert door alle reizigers, de afweer ging in werking. Nou toen ging het ten koste van enkele scheldpartijen naar buiten. Maar geen schuilkelder aanwezig, dus gingen we in het portiek staan, als enigste dekking.

Intussen kwam een trein, maar overvol, dus weer wachten.

Intussen waren de Tommie’s in grote getallen boven Berlijn verschenen. Het was een gerommel en gedonder van jewelste. De hemel was rood in een half uur van alle branden. Ludwigsfelder ligt namelijk slechts 5 km buiten de stad, dus konden we, al was het ook nevelig, alles goed zien en horen. Enkele malen moesten we ons ook op de grond werpen ter dekking voor naar beneden fluitende bommen. Maar gelukkig vielen ze niet zo heel dicht bij ons, al schudde het hele stationnetje in al zijn elementen, de pannen kletterden, de deuren rammelden en wij “knepen ‘t hem”. Dat duurde zo al een uur, toen eindelijk de trein binnenkwam. Wij zo snel mogelijk als we konden erin, want die reed van het gevaar af, alhoewel de trefkans in zo’n ding toch wel groot is.

Weldra vertrokken we uit dat gat, wat we niet gemakkelijk meer vergeten zullen, alleen al omdat men geen schuilkelders had.

Deze maal zou de reis gaan tot Jüttebog, maar ook deze keer was het weer mis.

Om 9 (21?) uur waren we uit Ludwigsfelder afgereisd en om 10 (22)? uur moesten we weer uitstappen in Luckenwalde. Daar moesten we tot 11 uur wachten in de kou op de D trein die naar Leipzig ging. Om 11 uur kwam de trein binnen die normaal gesproken 5 en half uur vertraging had.

Enfin, dat mocht ‘m niet hinderen, want nu kropen we in een 2de klasse coupé in de richting Leipzig. Tijdens de reis kwam echter weer bericht dat ook deze lijn gesperd was de trein dus naar Halle ging, wat voor ons beter en korter was.

We probeerden wat te slapen wat ons echter maar gedeeltelijk lukte.

Verlofkaart firma Wedell. Collectie familie Sprengers

Woensdag 24-11-43

Om 4 uur ‘s nachts kwamen we in Halle aan en vandaar uit konden we niet eerder dan ‘s morgens 9.08 uur vertrekken in de richting Kassel. Dus gingen we de wachtzaal in. Daar zat ook al alles hartstikke vol van reizigers en van uit Berlijn gevluchte burgers. Enfin, een plaatsje voor ons was nog net te vinden, dus we gingen maar weer wat slapen, maar ook dat lukte niet zo gemakkelijk door alle lawaai. Eindelijk was het dan toch zover dat we konden vertrekken richting Kassel met een boemeltrein. Wat was dat een reis! Om de haverklap stoppen en dan overal in en uitstappen van reizigers, dus ook op die reis konden we haast niet slapen, dan had je weer eens pijn in je rug, dan in de buik, dan in de zij en dan weer aan je kont. Dat alles vanwege het lange reizen.

Het duurde een eeuwigheid, maar eindelijk bereikten we dan toch Kassel, dat enkele weken (22 oktober) van tevoren zo zwaar gebombardeerd was. Wat zag die stad eruit, er stond letterlijk niks anders dan wat geblakerde muren en voor de rest puin en nog eens puin. Zowat hadden we nog nooit gezien.

Van hieruit konden we een uur later vertrekken in de richting Warburg.

De trein vertrok om 17 uur en om 17.35 waren we reeds in Warburg, waar we om half zes (waarschijnlijk 18.30 uur?) met de D trein naar M. Gladbach vertrekken konden. Dat was boffen. Gelukkig was de trein niet vol, dus konden we een lekker dutje op de pluche zittingen doen.

In Duisburg, waar ons doel was om uit te stappen, werd ik wakker. Ik wekte Piet om uit te stappen, toen zo gauw mogelijk naar de uitgang, maar te laat. De trein reed weg dus moesten we maar in Viersen uitstappen, maar ook daar versliepen we ons en zo kwamen we 24.45 uur in M.Gladbach aan, waar net 5 minuten van tevoren de trein naar Kaldenkirchen vertrokken was.

 

Donderdag 25-11-43

Volgende trein 6.17 uur, dus er zat niks anders op dan maar weer in het wachtlokaal te gaan en   proberen weer in slaap te komen. Dat was pech, maar wie weet waarvoor het goed kon zijn.

De hele nacht zo goed als niks geslapen, daarbij kwam dat onze mondvoorraad bijna op was. We hadden sinds woensdagmorgen niks meer als wat droog brood en wat koffie. Het laatste restje aten we daarop en wachtten voor de rest van de tijd op de trein van 6.17 uur. Het leek een eeuwigheid. Nu eerst begon je echt te verlangen naar huis, nu je wist dat het nog maar enkele tientallen kilometers afstand was. Maar ja, niks aan te doen.

Eindelijk was de trein binnen gelopen en vertrokken we in de richting Kaldenkirchen.

Na ongeveer een half uur waren we in Kaldenkirchen waar we een kwartier moesten wachten.

We zagen weer de eerste bekende gezichten van Tegelse arbeiders die vlak over de grens werkten en van hieruit naar hun plaats van bestemming reisden.

Intussen zaten wij in de rats over onze papieren, die wel klopten voor een grensovergang bij Bentheim en dan met de verloftrein, maar niet voor Kaldenkirchen en zeker niet voor een gewone trein.

Gelukkig liep alles goed af. We vertrokken en werden helemaal niet gecontroleerd. We hadden van blijdschap wel kunnen springen, toen we bekende huizen met bekende mensen zagen. Dan eerst besef je hoe zeer je gehecht bent aan je vaderland met al zijn hebben en houden.

Ouderlijk huis familie Sprengers in de Maashoek, Steyl.

In Venlo aangekomen kochten we voor de zekerheid eerst een treinkaartje naar Tegelen, omdat we niet van het perron af wilden, aangaande mogelijke controle. Maar toen we ons goed bevraagd hadden, was er geen gevaar, dus wij naar buiten waar net de Maasbuurt autobus aankwam, dus vlug erin. Ook hier treffen we weer bekenden, die we natuurlijk het hele relaas moesten vertellen.

Een klein half uur later “Steijl”

Alles nog hetzelfde, je voelde je weer direct zo “thuis” met die huizen.

Voor het huis van Feijen stapte ik uit en klokslag half negen was ik net in den “Hook”.

Thuis was het vanzelfsprekend een blij weerzien, ze zaten net aan tafel, gebakken aardappels dus direct mee aanvallen.

Wat een wonder, na een paar dagen zonder warm eten gezeten te hebben.

Maar ja, dat hadden we meegemaakt, het is mooi om na te vertellen.

Het verlof vloog natuurlijk om, maar dees maal had ik niet die nare gedachten van terug gaan.

Enfin daarover gezwegen, later meer daarover.

Lot is na het verlof niet meer terug gekeerd naar Stettin maar is ondergedoken. Helaas is er over deze laatste periode van de oorlog over Lot weinig bekend.

Na de oorlog neemt hij het schilderen weer op en wordt ook docent aan de Levensschool in Tegelen.

Tekst en foto’s met dank aan de familie Sprengers.

 

31.- Johannes (Sef) Gubbels (1923-2003)

In dezelfde fabriek als Sef Gubbels hebben ook Herman van der Meijden (De Kapper)  en Hendrik Nilessen (1921) gewerkt

Sef Gubbels, collectie familie Gubbels – Reijnders

De op de Steylerstraat 4 geboren Sef Gubbels krijgt ook een oproep om zich te melden voor de Arbeitseinsatz in Duitsland.

Voor Sef wordt het een reis naar Engers am Rhein, een klein plaatsje vlakbij Bendorf en in de buurt van Koblenz. Hier wordt hij te werk gesteld bij de Concordia Hütte, een oude ijzergieterij die in de oorlogsjaren weer nieuw leven is ingeblazen. Met diverse mannen van verschillende nationaliteiten wordt hij ondergebracht in een kamp.

Middelste rij, geheel links Sef Gubbels. Op de foto samen met zijn lotgenoten in Engers/Rhein. Collectie: Familie Gubbels – Reijnders.

In de gieterij, welke in de oorlogsjaren weer in bedrijf is genomen, stijgt het aantal medewerkers in 1943 tot 1500 mensen. Voor de Duitse spoorwegen worden jaarlijks tot 30.000 stuks wielstellen voor treinen gemaakt. Sef begint hier als leerling lasser, een opleiding waarvan hij na de oorlog nog veel profijt van zal hebben.

Wielstellen zoals ze in de Concordia Hütte werden vervaardigd.

Tijdens zijn verblijf in het dorp krijgen de medewerkers toestemming om ook andere dorpen maar ook bijvoorbeeld de stad Koblenz te bezoeken.

Tijdens deze uitstapjes komt Sef Gubbels in contact met een Duitse familie. Omdat de diverse zonen dienstdoen in het Duitse leger wordt Sef beschouwd als een “zoon”. Hij wordt hartelijk ontvangen en de familie zorgt ervoor dat hij voldoende te eten krijgt.

Drie gebeurtenissen tijdens deze periode hebben veel indruk gemaakt op Sef Gubbels.

  1. Een van zijn collega’s wil graag op verlof naar Nederland maar dat kan alleen als er iemand borg staat voor de terugkeer van deze persoon. Ene Dre van Schell vraagt of Sef voor hem borg wil staan, iets wat Sef naar enig aarzelen toestaat. Als echter blijkt dat van Schell niet terugkeert wordt Sef, meteen geweer op zijn hoofd, door Duitse soldaten bedreigd en gevraagd waar de verlofganger verblijft. Uiteraard weet Sef dit niet.
  2. Een andere gebeurtenis is de dood van de opa van de familie waar hij regelmatig verblijft. Tijdens een van de vele luchtalarmen moet iedereen naar de schuilkelder. De opa weigert dit echter consequent en kijkt liever vanuit het slaapkamerraam naar de vliegtuigen. Deze onvoorzichtigheid leidt echter tot zijn dood. Als de Amerikaanse troepen het dorp naderen wordt de opa met een hoofdschot gedood. Sef is degene die hem vindt.
  3. Sef wordt verliefd op de dochter van de familie. Zo verliefd dat hij, ook nadat het dorp is bevrijd, niet meer naar Tegelen wil. Rond 18 maart 1945 bevrijdt het 87 US Infanterie divisie Koblenz en omgeving (Bron: Regionalgeschichte.net Koblenz). Het duurt echter nog een maand voordat Sef besluit dat hij toch beter terug naar Tegelen kan gaan. Via de Amerikaanse post in Maastricht keert hij uiteindelijk op 14 april 1945 terug naar de Steylerstraat

 

Registratie terugkeer Sef Gubbels naar Nederland. Collectie familie Gubbels – Reijnders

 

Door zijn opleiding als leerling lasser bij de Concordia Hütte kan Sef al snel beginnen bij de Globe in Tegelen. In 1951 trouwt hij met Zus Reijnders, iemand die hij, vreemd genoeg, al als 14-jarige ooit ontmoet had.

In 2003 komt Sef Gubbels te overlijden.

Verhaal met dank aan:

  • Zus Gubbels – Reijnders
  • Anja Franssen – Gubbels

Werkkaart Hendrikus Nilessen (1921) geboren Maasbree woonachting St.Josephstraat 19 in Tegelen. Bron: Arolsen Archives.

 

32.- Jac. Bongaerts (24-4-1920 – 19-3-1997) en Louis Orval (17-8-1923 – 20-11-2011)

Bongaerts, collectie Heemkundige Kring Tegelen

 

Louis Orval

 

Jac. Bongaerts: “Heden nieuwe etappe in mijn reis begint. De afgesloten periode was een van veel plezier en waarin ik veel gezien en gelezen heb. In Landshut vangt een ander leven aan van studie en gebondenheid, maar ik hoop dat deze twee jaren ook haar nut zullen hebben voor mijn verdere toekomst. “Uit: dagboek 3 april 1945.

Louis Orval: “Ik realiseer me middag in de nacht dat een zeer belangrijke periode uit mijn leven voorbij is. Ik heb afscheid moeten nemen van mensen waarvan er enkele mij zeer dierbaar zijn geworden. Ik ben ongemerkt bijna een beetje Beiers geworden.” Uit: Dagboek 31.05.1945.

 

Bovenstaande zinsneden zijn uit de dagboeken van beide heren die zij uitgebreid hebben bijgehouden tijdens hun periode in Duitsland. Als men de dagboeken leest, denkt men dat beiden op vakantie zijn geweest in Beieren. Skiën, fietsen, bioscoop bezoeken, flirten, lezen, berg beklimmen, bobsleeën, reizen enzovoorts.

Hoe is het zover gekomen? Daar waar Jacques Bongaerts zich meer beperkt tot het beschrijven van zijn dagelijkse bezigheden, wil Louis Orval ook andere zaken benadrukken. Zo ook zijn onderduikperikelen in Baarlo en omgeving. De onderduikadressen zijn erbarmelijk en de hygiëne laat te wensen over. Tussen strobalen in tussen de muizen, ratten en ander ongedierte verblijft Orval in de zomer en najaar van 1943 aan de andere kant van de Maas. Enkele grote bloedzweren dwingen hem weer naar Tegelen terug te keren en Dr. Rahier te raadplegen. Advies: zoek een andere oplossing, daar ga je dood.

Atelier Russel Tiglia, september 1941. Collectie Heemkundige Kring.

 

In een interview dat  Bèr van Rensch heeft met onder andere Thei van Rens antwoord deze op de vraag waarom er 1943 zoveel, meer dan 120, mensen bij de keramiek afdeling van Russel Tiglia werkten:

“Was dat volgens jou om mensen uit de Arbeitseinsatz te houden?”

 “Ja, hij (George Goossens, JW) was ongeveer een kleine Schindler. Dat weet ik zeker. Het fijn-keramisch gebeuren viel onder de “Kulturkammer” en wie daar werkte, werd niet naar Duitsland gestuurd. Daarom liet Goossens daar zoveel mensen werken. Eigenlijk was er niet genoeg te doen voor al die mensen, maar het werd ook gedaan uit protest. Mijn opa zat daar ook vormpjes te vullen. En Willem van den Boogaard.”

Via een broer van Jac. Bongaerts verneemt Louis dat Jac. naar Oostenrijk [blijkt later Zuid-Duitsland te zijn, JW] vertrekt om daar mee te helpen om een pottenbakkerij op te zetten. George Goossens, directeur van Russel-Tiglia waar beiden werken, heeft via enkele bekenden binnen de Wehrmacht [Bron: dagboek Louis Orval] gedaan gekregen dat Bongaerts naar Beieren mag vertrekken. Goossens had al eerder werkpassen geregeld voor zijn werknemers zodat ze onmisbaar leken voor het bedrijf. Goossens regelt, nadat Jac. hem de situatie van Orval heeft uitgelegd, ook een reispas voor Louis. Alles om de Arbeitseinsatz te vermijden en zodoende te voorkomen dat ook deze twee zeer getalenteerde pottenbakkers ergens in een staalfabriek moeten gaan werken. Op 29 november 1943 vertrekken de mannen richting Tittmoning om daar op 1 december te arriveren.

Inschrijving Bongaerts en Orval in Tittmoning, Dld. Bron Arolsen Archives.

Op het station van Tittmoning worden ze opgewacht door hun nieuwe baas, de heer Karl Hentschel en door de dochter van de eigenaar van hun pension, Marianne Auer. In tegenstelling tot Bongaerts vermeldt Orval dat ook de burgemeester hen verwelkomt. Een geheel andere gewaarwording dan de vele andere Tegelenaren die bij smerige staalfabrieken van Krupp, Mannesmann, Göring of Thyssen moeten gaan werken.

Kamperen in de bergen, activiteit die beide heren geregeld ondernamen. Collectie: Henk Bongaerts

Beide dagboeken lijken meer op een toeristische folder dan op een verslag van werkzaamheden die zij in opdracht van hun werkgever moeten verrichten. Iedere ”Zugspitze” wordt beklommen, Bongaerts laat fietsen vanuit Nederland komen om fietstochten te maken. Berghoogtes worden genoemd, filmtitels vermeld en de namen van de vele kerken maar ook van de vele restaurants worden driftig in het dagboek neergepend. Amoureuze beginselen bij voornamelijk Orval worden voorzichtig omschreven. Louis wil zich niet vastleggen en maakt dit dan ook voorzichtig duidelijk aan de verschillende dames.

Ondanks de grote vrijheid blijkt dat de omgang met hun baas, Karl Hentschel, waarvan vermoed wordt dat hij een actieve aanhanger van het Nationaal Socialisme is, niet optimaal is. Er ontstaan diverse strubbelingen over het werken in het atelier. Maar ook tussen Bongaerts en Orval botert het niet echt.

Dat blijkt uit de briefwisseling tussen een van de vrienden van Louis Orval en Antoon Gubbels. In ieder geval jij niet”.

Deze twee, maar ook broer van Antoon, schrijven met enige regelmaat met elkaar. De brieven gaan meestal over de “liefjes”, over uitgaan in Tegelen en andere, zeker in deze onzekere tijd, onbelangrijke zaken.

Op 25 juni 1944 schrijft Antoon Gubbels een brief aan Louis. Allereerst over het weer, zijn werk in Bracht en wederom over Lientje, een oude vriendin van Louis Orval.  Halverwege de brief schrijft Antoon: “Maar dan nog iets anders. Hier in Tegelen hoorde ik links en rechts praten over Jac en jou. En dat Jac in Tittmoning weg zou zijn”.

Een en ander wordt bevestigd als Antoon zijn broer Jan spreekt. Jac Bongaerts blijkt een brief aan Jan Gubbels te hebben geschreven dat hij en Louis Orval ruzie hebben gehad. Jan mocht dat echter aan niemand vertellen. Antoon Gubbels, als trouwe vriend van Louis, gelooft niet dat deze laatste hier schuld aan is. Antoon schrijft: “Wie de schuld is, hoef je mij niet te schrijven, dat weet ik zelf ook wel. In ieder geval jij niet”.

Delen van een brief aan Louis Orval over de ruzie met Jac. Bongaerts, geschreven door Antoon Gubbels. Collectie: Familie Gubbels.

22 juni 1944 neemt Bongaerts ontslag bij Hentschel en vindt, via een korte periode in Staudach, nieuw werk in Diessen am Ammersee bij de firma Hudler.

Louis Orval wordt, na een ruzie over hout hakken, op 11 oktober 1944 opstaande voet ontslagen. Hij verhuist naar Staudach en vindt werk bij de firma Griesbach.

In hun vrijetijdsactiviteiten verandert er weinig tot niets. Bongaerts reist zelfs, met zijn nieuwe Reisepass, geldig voor geheel Duitsland, tot in Polen toe waar hij diverse steden bezoekt.

Diessen, waar Jac. Bongaerts werkte. Collectie: Henk Bongaerts

Half mei wordt het dorpje Avenhausen, waar Louis Orval na zijn verblijf in Staudach nieuw werk heeft gevonden, door de Amerikanen bevrijd. Op 22 mei 1945 vertrekt hij richting Nederland waar hij op 1 juni 1945 in Eindhoven aankomt.

Zo niet Jac. Bongaerts. Hij vertrekt op 3 april 1945 niet naar Tegelen maar naar Landshut waar hij bij de “Höhere Fachschule für Keramik und Ofenbau” een twee-jarige opleiding tot Meister gaat volgen. Een opleiding waar hij cum-laude voor slaagt. Na de oorlog begin Louis Orval aan de Steenweg een eigen pottenbakkerij. Na terugkomst in Tegelen wordt Jac. Bongaerts mede-oprichter van De Steenbok in Reuver. In 1952 begint hij zijn eigen atelier in Tegelen, JABO keramiek.

 

Bron:

  • Louis Orval (bewerking Thijs Lenssen): Na Baarlo kwam Beieren, in: Buun 2005, p 257 t/m 248.
  • Henk Bongaerts
  • Familie Gubbels

 

33.- Dries (1920-1980) en Joep (1922-1992) Heeren

De familie van Friedje Heeren (1884-1968) en Maria van Dijk (1889-1970) woonde op de Hoogstraat in Tegelen. Zij kregen tussen 1917 en 1931 negen kinderen waarvan er helaas vier jongens jong zijn gestorven. De overleden kinderen waren Sjeng, Toon, Louis en Leo. Sjeng (geboren 1918) overleed met 2 jaar. Toon, de oudste (geboren 1917), verdronk in de Maas in 1929, 12 jaar oud. Ook Louis (geboren 1923) verdronk in 1942 in de Maas, 19 jaar oud. Hij is nog door Duitse militairen in Steyl uit het water gehaald, maar was al overleden. En Leo (geboren 1926) overleed in 1943 aan de gevolgen van een infectie nadat hij met de fiets een ongeluk had gehad. Had een soort bloedvergiftiging. Hij is nog 2x geopereerd, maar helaas overleden.

Dries Heeren

Zoon Dries Heeren werd 21-7-1920 geboren in Tegelen. Hij werkte als sigarenmaker bij Vossen-Breuers. In de oorlog zat hij onder andere ondergedoken in het klooster van de Blauwe Zusters in Steyl.

Joep Heeren

Een andere zoon, Joep Heeren, werd op 26-3-1922 geboren op de Hoogstraat. Hij werkte in de oorlog als loopjongen bij Ottenheym, een groentewinkel. Hij volgde nog wel een avondcursus. Bij Ottenheym had hij het goed naar zijn zin. Joep zat op een gegeven moment ondergedoken in Beesel, bij een van de dochters van Ottenheym, een onderwijzeres, Elsa genaamd. Daar werd hij op een gegeven moment opgepakt en naar Duitsland gebracht voor de Arbeitseinsatz. Waar precies is niet bekend, hij heeft er ook nooit over verteld. Waarschijnlijk in Bracht bij de Steinzeuggröhren-und Dachziegel-Werke. Later is een brief gevonden van zijn werkgever dd 22 mei 1944, waarin staat dat hij weer beter is verklaard en hij moet komen werken.

Dries werkte in de sigarenfabriek in Tegelen en dook onder op de Roermondseweg waar hij een vriendinnetje had. Bij een razzia wilde men de vader van dat meisje meenemen, die echter veel last had van astma. Toen heeft Dries aangeboden om mee te gaan. Hij kwam bij een boer in Kaldenkerken terecht waar hij best een goed leven had. Zijn vriendin kwam vaker naar de grens, die hem dan o.a. schone kleren bracht. Na de bevrijding op 1 maart 1945 was Dries snel thuis. Hij had niet veel geleden.

Friedje en Maria Heeren-van Dijk probeerden via de Rode kruis informatie te krijgen over Joep, maar dat lukte niet. Op een zondagmiddag stonden zij met een aantal andere mensen op de Hoogstraat wat te kletsen toen er iemand in de verte aan kwam lopen. Iemand die er vreselijk uitzag, in lompen, lange baard, onder de zweren. Zijn broek zat met een touw vast, geen schoenveters meer, alles geruild voor eten. Dat was Joep dus. Hij zei meteen zelf “Kom maar neet aan mich”. Hij ging met een van zijn broers naar de schuur, daar stond de teil en ging hij zich eerst wassen. De dokter werd gebeld en dokter Rahier, een goede man, onderzocht Joep. Joep kreeg zalf voor zijn zweren en hij kwam de volgende dag weer terug. Joep heeft veel meegemaakt maar hij heeft nooit verteld wat er allemaal gebeurd is.

Joep Heeren Bracht Brief

Toen Joep hersteld was, volgde hij bij de Douane een opleiding. Hij trouwde in 1948 Aldegonda Brands (1923-2008) uit Arcen. Tussen 1949 en 1961 kregen zij 7 kinderen. Joep is 26-12-1992 overleden in Venlo.
Dries Heeren kreeg aan einde van de oorlog verkering met Riet Goddijn (1915-2001) uit Schiedam die met een vriendin naar Tegelen was gekomen. Hij trouwde in 1947 en zij hebben altijd in Schiedam gewoond. Hij werkte bij Stokvis als magazijnmeester. In 1948 en 1949 kregen zij 2 kinderen. Dries is 1-8-1980 in Schiedam overleden. Hij was toen 60 jaar oud.

Bron: Heeren, Heeren!! Een geschiedenis van de “Tegelse tak” van de familie Heeren. 2009

 

34.- Johanna Hendrika Aleida Koppers (1920 – 2000) – een moeilijke zoektocht met twee verhalen

Johanna Koppers. Collectie familie Groothof Schröder

Johanna Koppers wordt op 24 november 1920 op de Grotestraat 4 in Tegelen geboren als dochter van Antoon en Anna Koppers – Evers.

De zoektocht naar het oorlogsverleden van Johanna leidt ons uiteindelijk naar Amsterdam en naar Berchtesgarden. In Amsterdam blijkt de kleinzoon van Johanna bereid te zijn ons te helpen en in Berchtesgarden is het Dr. Marhias Irlinger, Bildungsreferent van het Institut fuer Zeitgeschichte. Beide hebben, samen met de digitale documenten, ons aardig op weg geholpen om het verhaal, of eigenlijk twee verhalen, op papier te krijgen.

We beginnen met het verhaal van de familie Groothof Schröder zoals dit in de overlevering binnen de familie wordt verteld.

 

Het familieverhaal

Het verhaal zoals dit in de met name Amsterdamse tak van de familie wordt verteld is kort, zonder jaartallen en zonder documenten om een en ander te staven.

Volgens overlevering zou Johanna en kind met de naam Ingrid gekregen hebben. Dit kind zou door een Duitse soldaat verwekt zijn. Om deze reden zou Johanna door haar familie verstoten zijn. De soldaat had echter beloofd om haar te komen helpen en zou weer terugreizen naar Tegelen. Wachtend op het perron kreeg Johanna van een medewerkster van het spoor te horen dat de trein gebombardeerd was en dat er geen overlevenden waren. De medewerkster heeft daarop Johanna mee naar huis genomen omdat ze verder nergens naar toe kon. Via de kerk is Johanna in contact gekomen met Gerhard Groothof. Gerhard, opgevoed door de familie Schröder omdat zijn eigen moeder niet bij machte was dit te doen, had zelf drie kinderen. Zijn vrouw was vroeg gestorven aan tyfus. Uiteindelijk bestaat het gezin uit 11 kinderen. In 2000 komt Johanna te overlijden.

Een verhaal met grote gaten, onzekerheden en twijfels. Ook bij de huidige familie zijn er twijfels over dit verhaal.

 

Het verhaal volgens de ons bekende feiten

De geboortegegevens van de in Tegelen geboren Johanna Koppers zijn correct.

De gegevens van Gerhard wijken af van wat in de overlevering wordt verteld.

Gerardus Johannes Groothof wordt op 29.01.1915 geboren in het doorgangshuis der St. Hubertusvereniging aan de Prinsengracht in Amsterdam. Dit huis werd omschreven als een tijdelijke toevlucht voor gevallen vrouwen.

Op 4 maart 1915 erkent de vader het kind. Frans Schröder is een kapper in opleiding en heeft blijkbaar een korte relatie met Anna Maria Groothof gehad. Op 7 februari 1916 neemt Frank Schröder (vader?) de voogdij van Gerardus over en wordt Anna Maria uit haar ouderlijke bevoegdheid ontheven.

 

Naamsverandering. Bron: Archief Amsterdam

Op 25 augustus 1926 wordt de naam Groothof verandert in Groothof Schröder.

Tot zover de persoonlijke gegevens.

 

Duitsland

Bron: Archief Amsterdam

Het enige wat we van Gerhard Groothof Schröder betreffende arbeidsinzet in Duitsland kunnen vinden is een kopie paspoort welk Gerhard in maart 1943 aanvraagt. Blijkbaar wil hij zich, verplicht of vrijwillig, vestigen in Duitsland.

Wat Johanna Koppers betreft vinden we op de website van het Nationaal Archief diverse documenten. Alle meeste daarvan leiden ons naar Zuid-Duitsland, omgeving München. Maar liefst 19 keer verschijnt de naam in beeld als men Johanna Koppers in de zoekbalk van de website van het Nationaal Archief inzake arbeidsinzet invult. Maar ook in de diverse archieven zijn meldingen van haar te vinden.

 

Meldkaart München met linksboven in de cirkel de vermelding N.S.V., National Socialistische Volkswohlfahrt. Bron: Archief München.

 

Meldkaart Rosenheim. Collectie Arolsen Archives.

 

Na veel zoekwerk komen we tot volgende tijdslijn wat betreft haar verblijf in Duitsland.

Op 29 oktober 1942 vraagt Johanna Koppers in Maastricht een (nieuw) paspoort aan.

Van …. tot 31.3.1943 in Oldenburg

1.4.1943 tot 15.4.1943 München – Röntgenstr. 9

Hier blijkt zij ingeschreven te staan als leerling-verpleegster in een verpleeghuis van de zogenaamde “bruine verpleegsters”. Officieel heette de organisatie Nationalsozialistische Volkswohlfahrt, een organisatie die hulp bood aan onder andere geselecteerde “Arische” vrouwen tijdens hun zwangerschap en daarna. Maar ze boden ook hulp aan andere hulpbehoevenden.

16.4. tot 12.5.1943 Rosenheim – Königstraße 15

Dan missen we enkele weken waar we niet weten waar ze verbleef.

Op 1.6.1943 duikt ze weer op in Bochum – Bruchstr. 9

Daarna vanaf 15.4.1944 in Bonn waar zij werkt bij de firma R.Schmitt. Navraag bij het archief in Bonn levert echter geen nieuwe feiten op.

Vanuit Bonn vertrekt zij op 31.7. 1944 weer naar het zuiden waar zij tot 6.8.1944 in München – Oberföhringerstr. 96, verblijft. Hier werkt ze bij Metzgerei Rieder, een slager.

Johanna blijkt erg reislustig te zijn. Waarom is helaas niet bekend. Vlucht zij voor de vele bombardementen op München en zoekt zij de rust op van de kleine bergdorpjes?

De volgende plaatsen kunnen we terug herleiden:

10.8. tot 16.10.1944 Bischofswiesen – Brennerbascht

17.10.1944 tot Juni 1945 Berchtesgaden – Hansererweg 10

20.12. tot 30.12.1944 Berchtesgaden – Krankenhaus

20.12.1944 geboorte van dochter Ingrid in het ziekenhuis van Berchtesgaden.

 

Pension Brennerbarscht waar Johanna Koppers tijdelijk verbleef.

Johanna gaat vanaf augustus 1944 tot oktober 1944  werken in “Brennerbarscht” een pension annex slagerij. Ook hier blijft ze niet lang. Twee maanden later, op 16 oktober 1944, wordt zij in Berchtesgarden ingeschreven Hier verblijft ze in pension Gruber. Ze wordt te werk gesteld als “Kontoristin”, iemand die op een bureau werkt.

Opmerkelijk in deze periode is dat Johanna Koppers van 20 december 1944 tot en met 30 december 1944 in het ziekenhuis van Berchtesgarden ligt. Johanna blijkt namelijk in verwachting te zijn en op 20 december wordt dochter Ingrid geboren. De vader is helaas niet bekend en zijn naam staat ook niet op de aangifte.

Zuigelingenafdeling Kreiskrankenhaus Berchtesgarden. Bron: Kliniken – Sud-Ost Bayern

In juni 1945 keert Johanna Koppers weer terug naar Tegelen.

Haar vader, Antonius Koppers, werkbaas bij Canoy Herfkens, wil echter niets weten van de “Duitse” baby en weigert Johanna in huis op de Grotestraat op te nemen. Tussen Johanna en haar vader is later weer de “vrede” gesloten en heeft haar vader Ingrid geaccepteerd. Johanna vindt onderdak bij haar tante, een zus van haar moeder.

Wat er dan gebeurd is onduidelijk. Volgens de verhalen zou de kerk een rol gespeeld hebben om beide gezinnen bij elkaar te brengen.

Gerhard Groothof Schröder, kapper van beroep, trouwt op 26 jarige leeftijd met Johanna Lamers. Het huwelijk, in 1941 gesloten, kent geen gelukkig verloop. Op 26 november 1945 komt zij, moeder van drie kinderen, te overlijden en blijft Gerhard achter met zijn drie kinderen.

In 1946 worden de gezinnen Groothof Schröder en Koppers bij elkaar gebracht. Op 6 juni 1946 trouwen Gerhard en Johann.

In 1946 wordt het verzoek om de achternaam van Ingrid Koppers te veranderen in Groothof Schröder ingewilligd. Bron: Delpher

Uiteindelijk zullen zij samen elf kinderen grootbrengen. Gerhard Groothof Schröder komt in 2007 te overlijden terwijl Johanna al zeven jaar eerder, in 2000, overlijdt.

Trouwfoto Gerhard en Johanna, Collectie familie Groothof – Schröder.

Met veel dank aan:

Arolsen Archives

Archief Amsterdam

Wiel Koppers

Sean en Jeroen Groothof Schröder – Kneijber

Dr. Mathias Irlinger
Bildungsreferent
Institut für Zeitgeschichte
Dokumentation Obersalzberg
83471 Berchtesgaden

Sabine Arens

Bundesstadt Bonn – Kulturamt
Stadtarchiv und Stadthistorische Bibliothek
Stadthaus, Berliner Platz 2, 53111 Bonn

 

35. Sjeng Leurs (1913-1973)

Sjeng Leurs

Sjeng Leurs werd 7-9-1913 geboren in Grubbenvorst. Zijn vader, Theo Leurs was 10-5-1880 in Kinrooi geboren en kwam dus uit België. Hij had ook de Belgische nationaliteit. Hij huwde 16-6-1911 in Grubbenvorst met Maria Arnoldina Lichtevelt en zij woonden in Grubbenvorst.
Zijn 1e vrouw was in 1876 in Grubbenvorst geboren en overleed 15-11-1922 in Tegelen.
Zij kregen 3 kinderen. Sjeng had nog twee zussen, Nelly en Annie. Sjeng zou de middelste zijn. Theo hertrouwde 4-6-1923 met de 47-jarige Josephina Janssen, zij was 18-6-1875 geboren in Tegelen. Zij was de weduwe van Peter H. Heiden en had in Duitsland gewoond in onder andere Neuss en Viersen. Zij is 6-5-1951 in Tegelen overleden. Een dochter Josefina Heiden (1911-1994), uit het eerdere huwelijk, trouwde met Sjeng Orval en zij zijn naar Australië geëmigreerd. Een zoon, Martin Heiden (1908-1968), had de Duitse nationaliteit en kwam pas na de oorlog in 1947 weer thuis in Tegelen.

Opa Theo wilde zich in 1914 niet melden bij het Belgische leger en werd dus beschouwd een deserteur te zijn. Hij heeft daarna nooit meer een voet in België gezet, bang om opgepakt te worden. Zijn zoon Sjeng kreeg hierdoor automatisch ook de Belgische nationaliteit. Sjeng werd afgekeurd voor Belgische dienst omdat hij problemen had aan een oog. Kleinzoon Bart heeft ook nu nog de Nederlandse en Belgische nationaliteit. Het gezin vestigde zich in Tegelen op de Koekoekstraat 35. Opa had daar een stuk grond aan het spoor achter het kerkhof. Hij kweekte groenten en verkocht die door met de kruiwagen langs deuren te gaan. Sjeng had voor de oorlog allerlei baantjes bij boeren en heeft ook gewerkt op de gieterij van Doesborgh. Bij het uitbreken van de oorlog was Sjeng 26 jaar.

Op 18-12-1942 krijgt Sjeng een reispas, voor Belgische werklieden die in het buitenland willen gaan werken. In een klein notitieboekje, in het bezit van de familie, schrijft hij dagelijks korte mededelingen met wat hij meemaakt. De notities beginnen op 27 januari 1943 en lopen door tot 1 december 1943. Het is dus waarschijnlijk dat hij begin januari 1943 in Duitsland is gaan werken en in december 1943 met verlof weer in Tegelen terugkomt.

 

Bij zijn vertrek naar Duitsland krijgt hij van de pastoor een pas, met een stempel van de parochie, waarop zijn plichten als goede katholiek staan. Hierin staat dat hij lid is van de katholieke kerk en zo nodig het liefst in een katholiek ziekenhuis moet worden verpleegd. Bij stervensgevaar verzoekt hij een katholiek priester te roepen voor toediening van de H.H. Sacramenten. Ook dient hij een portret van zijn vrouw-verloofde op de pas te plakken. Deze pasfoto zit erop. “Aldus onderteken ik deze verklaring bij mijn volle bewustzijn. J. Leurs.”

 

Sjeng had ook een foto waar achterop geschreven staat:   “Ter herinnering aan zondag 4 juli 1943 Sande” Deze foto met 9 jongemannen is dus gemaakt in hun woonlager.

Linksonder zit Sjeng Leurs. Op de foto staan ook Ben Janzen, ene Geurts en ene Orval uit Tegelen maar zeker is dat niet. Welke mannen dat precies zijn is niet duidelijk.

 

Na de oorlog vroeg Sjeng nog een vergoeding aan voor “geleden huishoudschade” en dat werd eerst geweigerd omdat hij politiek onbetrouwbaar zou zijn, hij was in Duitsland gaan werken. Sjeng gaat hiertegen in beroep en op 25-2-1947 en stelt de rechter dat de gerezen verdenkingen volkomen ongegrond zijn gebleken. Hij was nu dus wel betrouwbaar.

Marinewerf Willemshafen

Zijn adres in Duitsland was: Sande – Oldenburg – Lager 5 – Huis 23 – Kamer 29.
Sande ligt ongeveer 9 km van Wilhelmshaven. Hij heeft in Wilhelmshaven gewerkt.
Wilhelmshaven ligt in het noorden van Duitsland aan de Noordzee. Er lagen hier naast  een marine scheepswerf ook ontelbare toeleveringsbedrijven waar veel “Zwangsarbeiter”  werden ingezet.

Op 28-06-1943 schrijft Sjeng een brief aan zijn vriend Piet waarin hij schrijft dat hij 4 weken in het ziekenhuis heeft gelegen met Difterie. De 21e is hij ontslagen en de 22e moest hij weer aan het werk en dat viel tegen. Sjeng vertelt Piet dat hij 77 Penning per uur verdient en dan kan er nog “accoord” bijkomen. Met de bombardementen in Sande valt het wel mee, maar in Wilhelmshaven is het des te erger. Deze brief is wel bewaard gebleven.
Op de achterkant van zijn paspoort staat een stempel dd. 11-11-1943 met een Aufenthalterlaubnis voor Kreis Friesland en er staat een klein stempeltje bij “Aus” dd. 30-11-1943. Waarschijnlijk is hij toen met verlof gegaan naar Tegelen.

1943-11-11 Leurs Aufenthalterlaubnis Friesland

In het notitieboekje vielen de zoon Bart enkele opmerkingen op:

  • 27-01-1943 Bombardement
  • 11-02-1943 Bombardement. Een hel!
  • 18-02-1943 Zwaar bombardement. Het was verschrikkelijk!
  • 04-03-1943 “To, ik ben te ziek om te schrijven”.
  • 10-03-1943 Naar de dokter geweest, maar ik ben niet ziek.
  • 27-04-1943 Tegelen bombardement
  • 19-05-1943 In het ziekenhuis opgenomen. Difteritis.
  • 21-05-1943 Zwaar bombardement op de werf.
  • 11-05-1943 Zwaar bombardement op Wilhelmshaven.
  • 09-09-1943 Kies laten trekken.
  • 29-10-1943 Vandaag heb ik vernomen dat ik verlof krijg.
  • 01-11-1943 Getekend voor het verlof.
  • 03-11-1943 Broodkaart gekregen.
  • 18-11-1943 Vandaag in Wilhelmshaven naar het Arbeidsburo voor verlof.
  • 18-11-1943 Alarm en er wordt flink geschoten.
  • 24-11-1943 Vandaag ben ik ziek van de honger.
  • 29-11-1943 De laatste notitie van een alarm.  Hierna staat er niets meer.
    Wat opvalt is dat er bijna dagelijks bombardementen waren. Meer informatie over de bombardementen en Wilhelmshaven is te vinden op deze site.

In het begin schreef hij op wat hij allemaal nodig had. Hij heeft sokken van oude lompen gemaakt om te werken. Wil onder andere een pet, sigaretten, lucifers, klompen, schoensmeer, scheermesjes, Purol etc. Stuurde ook wel eens geld naar zijn ouders.
Sjeng noteert ook alle brieven en pakketjes die hij krijgt uit Tegelen en die hij zelf schrijft. Hij schrijft soms 5 brieven per dag. In totaal heeft hij 278 brieven/kaartjes/pakketten ontvangen en hij heeft er zelf 301 verstuurd. Deze zijn helaas verloren gegaan.

Na de oorlog heeft hij altijd contact gehouden met zijn vriend Jan de Vries uit Apeldoorn. Deze schrijft in een brief van na de oorlog op 13-1-1947. “Het is bijna weer 18 februari en dan denken wij weer terug aan het bombardement op het Lager de 18e februari 1943. Die 18 jongens zijn dan alweer 4 jaar weg, welk een voorrecht dat wij het er levend af hebben mogen brengen”. Blijkbaar zijn er 18 jongemannen om het leven gekomen die 18-2-1943. Op internet staat dat bij dit bombardement 16 Nederlanders en 2 Fransen zijn omgekomen.
Dan schrijft hij verder: “Hoe hebben wij daar geen spannende dagen en nachten in de kelder doorgebracht, als honderden zware bommenwerpers het luchtruim doorkruisten, hevig afweergeschut hun granaten uitspuwden en bommen dood en verderf en vernietiging zaaiden”.

Het lijkt erop dat hij in 1944 niet meer terug is gegaan naar Duitsland.

1944 Consultatie-bureau voor Tuberculose Venlo

Vanaf 4-8-1944 t/m 13-2-1945 moet hij zich maandelijks melden op het consultatie-bureau voor Tuberculose in Venlo. Hij wil niet meer in Duitsland werken en wil zich laten afkeuren. Hij zou een beschadiging aan het hart hebben opgelopen als complicatie van de difterie. Op 21-12-1944 maakt een arts in het ziekenhuis een verslag hiervoor op, met de resultaten van de onderzoeken maar hij wordt niet afgekeurd voor de Arbeitseinsatz.
Waarschijnlijk duikt hij dan onder Oppe Ruiver bij de oude boerderij “De Zang”. Deze ligt in het buurtschap Leeuwen aan de St. Lambertusweg. Zij zaten daar in een kelder die voorheen als ijskelder dienstdeed en later als wijnkelder werd gebruikt. Deze kelder is er nog. Hij mocht wel werken op het land van de boer maar als er Duitsers in de buurt kwamen moest hij snel weer de kelder in. Op 1 maart 1945 worden Venlo, Tegelen en Reuver bevrijd.

 

Medische verklaring van Sjeng Leurs van 21 december 1944

Na de oorlog gaat hij weer terug naar het ouderlijke huis aan de Koekoekstraat 35. Hij huwde in 1946 met To van Hooren. Zij werd 15-5-1912 in Belfeld geboren als dochter van een schippersfamilie. Zij krijgen op de Koekoekstraat vijf kinderen. An, Wim, Thei, Dien en Bart.
Sjeng zet de groentehandel van zijn vader voort en gaat dan met de groenten langs de deur met paard en wagen. Ook in de stal hebben ze een soort winkel met allemaal kratten met groenten die de mensen kunnen komen kopen.
Soms moesten de klanten even naar buiten, als het paard dat de groentewagen trok, naar zijn stal moest. Dan moest deze dus door de winkel naar de stal.
Later neemt de zoon Wim Leurs de groente handel over.

Opa Theo Leurs overlijdt 27-5-1959 in Tegelen op de leeftijd van 79 jaar.
De vrouw van Theo, Josephina Janssen overleed op 6-5-1951, zij was toen 75 jaar oud.
Sjeng Leurs overlijdt op 23-3-1973 in Tegelen op de nog jonge leeftijd van 59 jaar.
Zijn vrouw To Leurs-van Hooren overlijdt op 1-5-1996 in Tegelen, zij was toen 83 jaar oud.

Bron: Familiearchief Leurs in bezit van Bart Leurs

 

36.- Lijst Tegelse mannen en vrouwen in Arbeitseinsatz

Uit de Collectie Arbeidsinzet hebben we een overzicht gehaald van de Tegelse en Steyler inwoners. Dit overzicht blijkt bij nadere analyse lang niet volledig; diverse personen staan wel op de documenten die te vinden zijn in de collectie, maar zijn niet terug te vinden in de lijsten. Daarnaast is van diverse personen bekend dat ze niet in de Collectie Arbeidsinzet zijn opgenomen.

Van de 250 personen overleefden 9 personen de gruwelijkheden van de oorlog niet. Ze staan op onze lijst van Tegelse oorlogsslachtoffers. Van de onderstaande 250 Tegelse en Steyler mannen en vrouwen hebben we van 148 personen ook een bidprentje (zie ons bidprentjesoverzicht). Doordat diverse namen in de collectie niet juist zijn beschreven, weten we door het bidprentje wel de juiste schrijfwijze. Dit is in onderstaande lijst vermeld. Weet je meer over de periode van de Arbeitseinsatz van deze personen? Dan horen we het graag!

De lijst kun je sorteren door op de kolomtitel te klikken of gebruik de zoekfunctie als je een specifieke naam zoekt. Als er een groen plusje vóór de achternaam staat, kan je meer informatie zien door erop te klikken.

 

Achternaam
Tussenvoegsel
Voornaam
Geboorteplaats
Geboortedatum
Lijst oorlogsslachtoffers
Achternaam bidprentje
Voornaam bidprentje
Geslacht
Overlijdensjaar
1. Echtg.achternaam
1. Echtg.voornaam
Aarte Franziskus Tegelen 10-10-1884 nee
Achten Heinrich Tegelen 11-8-1908 nee Achten Driekus m 1996 Diepen van + Ciska
Adams Gerardus Tegelen 30-7-1921 nee Adams Gradje m 2009 Dael van + Agnes
Baden van Wilh. Johannes Tegelen 16-3-1901 nee
Basten Batenburg van Eugene Tegelen 7-3-1926 nee Basten Batenburg van Eugenius m 2020
Basten Batenburg van Georg Tegelen 18-2-1924 nee
Baten Hermanus Tegelen 4-8-1924 nee Baten Herman Ludo. m 1971 Hodzelmans + Elisabeth
Becks Johann Tegelen 4-4-1923 nee
Beckx Piere Steyil-Tegeln 11-1-1923 nee Beckx Pierre m 2007 Curvers + Paula
Bedaux Jakob Tegelen 30-9-1916 nee
Berkermann Petrus Tegelen 23-9-1916 nee Broekman Piet m 1978 Brummans Martha
Berkers Johann Salzbergen 12-10-1923 nee
Berkers Johannes Tegelen 26-3-1923 nee
Beurskens Hubert Tegelen 10-4-1914 nee Beurskens Hubertus m 1968 Willemsen Hubertina
Beurskens Joachim Tegelen 28-12-1918 nee Beurskens Joachim J m 1987
Beurskens Peter Tegelen 19-3-1923 nee Beurskens Piet m 2003 Stoffels + Stien
Bongaarts Willem Tegelen 26-11-1918 nee Bongaarts Wiel m 1989 Bartelet Jeanne
Bongaerts Wilhelm Jakob Tegelen 24-4-1920 nee Bongaerts Jac m 1997 Hovens Truce
Bongaerts Willem Tegelen 23-11-1922 nee Bongaerts Willy m 1997 Rijniers Sisca
Bongard v.d. J.M. Gerh. Tegelen 16-1-1907 nee Bongard van den Johannes M G m 1982 Janssen Wilhelmina
Bragt v. Andrean Tegelen 27-8-1919 nee
Broek Op het H.H.J. Tegelen 18-8-1899 nee
Brok ter Hendr. G. Tegelen 27-6-1889 nee
Burhenne Frederic Tegelen 13-3-1922 nee
Byker Johann Tegelen 31-8-1918 nee
Christianus Eduard Tegelen 11-1-1916 nee Christiaans Eduard m 1981 Bedaux Anna
Cleophas Mathieu Tegelen 8-3-1909 nee Cleophas Jeu m 1991 Bisschops Tiny
Coppens Johann Tegelen 6-8-1922 nee Coppes Jan m 1991 Meulemeester de Elly
Cormaux Hendrikus Andreas Josephus Tegelen 13-5-1922 nee
Cox Hubertus A. 10-12-1926 nee
Cremers Albertus Tegelen 5-4-1909 nee Cremers Albertus Theod. m 1970 Giesbertz Bertha Aldeg.
Cremers Karl Tegelen 7-8-1919 nee
Crienen Johannes Tegelen 28-9-1920 nee Crienen Jan m 2004 Kreykamp Tiny
Criy Petronella Tegelen 19-11-1896 nee Crooy van Petronella v 1985
Crooy van Antonius Wilhelmus Tegelen 18-8-1914 nee Crooy van Twan m 1986 Maurmair Fien
Cruijsberg Godfried Tegelen 25-7-1920 nee Cruijsberg Frits m 1989 Kooten van Fien
Dael Michael Tegelen 28-10-1911 nee Dael van Michel m 1994 Coenen Anna
Daniels Anton 23-2-1913 nee
Dankers H. 2-9-1919 nee Dankers Harrie m 1995
Daumen Math. Tegelen 15-8-1917 nee Doumen Mathias M m 1987 Ardenne van Conelia M H
Deinum Johannes Tegelen 14-7-1920 nee Deinum Johannes Hub. m 1979 Elsen van Wilhelmina F
Denessen Gertrud Tegelen 23-5-1924 nee Denessen Gertruda Ald. v 1948
Denessen Laurenz Tegelen 17-1-1911 nee Denessen Laurens WJA m 1968 Claessen Johanna M
Derikx Josef Tegelen 31-3-1914 nee
Deursen van Jakobus Tegelen 25-10-1922 nee Deursen van Sjaak m 1997 Beckx Lenie
Deuzen van Hendrik Tegelen 5-12-1912 nee Deuzen van Har m 1982 Geraets Anna Hub.
Dheur Andreas Josephus Egemius Tegelen 19-8-1861 Ja, zie http://www.hktegelen.nl/slachtoffers
Didden Godfried Tegelen 23-6-1917 nee
Didden Johann Tegelen 10-3-1924 nee
Dijk van Mathias Tegelen 25-3-1917 nee
Doesborg Gerhard Tegelen 6-6-1885 nee Doesborgh Gerard m 1963 Gubbels + Hendrica P
Doesborg Mathias Peter Nobertus Tegelen 8-6-1923 nee Doesborg Matthias m 1978 Smeekers Josephina
Doesborg Johan Tegelen 11-3-1923 nee
Doesborgh Josef-Wilhelm Tegelen 31-5-1924 nee Doesborg Jo m 1998 Mulder Mia
Doulen Josef Tegelen 19-3-1909 nee Douben Martin m 1990 Sanders Gertruda
Driel-Zimmermann v. Maria Elisabeth Kleydt 15-3-1907 nee Zimmermann Maria Elisabeth v 1996 Driel, van + Koen
Driesen Christina Boxmeer 12-10-1924 nee
Driessen Henricus Tegelen 5-8-1923 nee Driessen Harie m 1988
Driessen Joh. Mathies Tegelen 17-5-1921 nee
Driessen Theodorus Tegelen 14-7-1907 nee Driessen Theodorus m 1987 Lier van Elisabeth
Eijk van Paulus Tegelen 1-12-1918 nee Eijk van Paul m 1994 Dijk van Truus
Elgers Johannes Schiedam 21-11-1915 nee
Engelen Frans Tegelen 22-1-1927 nee Engelen Frans m 1992 Smeets Toos
Engelen Hendrik 1-3-1923 nee Engelen Henricus J. m
Engelen Johannes Theodor Tegelen 30-10-1914 nee Engelen Jo m 2002 Gielen Mien
Engelen Louise Tegelen 15-5-1913 nee Engelen Wies v 2010
Es van Maria 6-11-1926 nee Es van Marie v 1996 Arens + Piet
Eyk van Jan Opsterland 19-6-1920 nee Eijk van Godefrida F. v 1999 Cramer + Jan
Eyk van Nikolaus Tegelen 28-1-1875 nee
Eyk van Wilh.Ger. Tegelen 26-1-1921 nee
Eyk van Wilh.Gerad. Tegelen 26-12-1921 nee Eijk van Wiel m 1985 Aerts Martha
Faahsen Jakobus Tegelen 31-10-1915 nee Faassen Jac m 1992 Valks Nellie
Faassen Johannes Tegelen 6-3-1924 nee Faassen Jan m 1991 Benders + Riek
Fassen Wilh.Hub. Heerlen 22-3-1920 nee Faassen Wilhelmus H m 1973 Broekman Louisa A P
Feyen Wilhelmus Tegelen 18-2-1859 nee
Fleuren Laurenz Tegelen 26-12-1923 nee
Flos Andre Antonius Tegelen 28-2-1904 nee Flos Andreas Antonius m 1967 Janssen Maria Elisabeth Hubertina
Flos Hubertus Tegelen 3-9-1922 nee Flos Hubertus Hendrikus m 1976 Sluijmers Wilhelmina
Flos Stephan Tegelen 6-8-1919 nee Flos Fèn m 1993 Loosveld + Sien
Geraats Leonhard Tegelen 14-8-1876 Ja, zie http://www.hktegelen.nl/slachtoffers
Gerards Konrad Tegelen 3-5-1921 nee
Gielen Frits Tegelen 26-7-1909 nee Gielen Frits m 1990 Stroeken Nelly
Giesen Andries Tegelen 24-2-1869 nee
Göppel Jacobus Tegelen 6-11-1920 nee Göppel Sjaak m 1990 Lenders Mie
Göppel Peter Tegelen 19-10-1919 nee Goppel Pierre m 1986 Nillesen Netty
Groot de Heinrich Tegelen 25-8-1884 nee
Gubbels Agnes Tegelen 29-5-1927 nee Gubbels Agnes v 1997 Duniec Jozef
Gubbels Gerardus Tegelen 9-10-1920 nee
Gubbels Hendricus Tegelen 19-9-1919 nee Gubbels Harrie m 1993 0 Leen
Gubbels Hendrikus Tegelen 26-2-1916 nee Gubbels Harrie m 1992 Beek van Mia
Gubbels Johannes Tegelen 17-8-1922 nee Gubbels Jan m 1992 Haronski Gertrud
Gubbels Josephus Gerardus Tegelen 11-2-1923 nee Gubbels Sef m 2003 Reijnders Zus
Gubbels Peter Tegelen 31-3-1921 nee Gubbels Piet m 1994
Hagenaars Walter Tegelen 6-8-1923 nee
Hamakers Josef Tegelen 25-11-1924 nee Hamakers Jozef Petrus m 1945
Hamen van Korm. Tegelen 17-12-1895 nee Hameren van Cornelis Andr. m 1983 Hegger + Maria Chr.
Hasselmann Johanna 31-3-1919 nee
Hekkens Gerardus Tegelen 16-9-1905 nee
Hekkens M. Tegelen 23-6-1911 nee
Helmers Johannes Anton Tegelen 18-11-1923 nee Helmes Jan m 1993 Vossen Lies
Hendricks Anton Tegelen 10-7-1907 nee Hendriks Antonius Joh. m 1978 Siebers Johanna
Hendricks Hendrick Tegelen 13-9-1876 nee Hendriks Hendrikus Hub. m 1962 Collin + Maria Cath.
Hendricks Peter Joh. Tegelen 26-2-1900 nee Hendriks Peter Joh. m 1968 Gielen Gertruda
Hendricksen Louis Tegelen 21-1-1920 nee Hendriksen Louis m 1989 Coenders Francisca
Hendriks Johannes Tegelen 22-4-1922 nee Hendriks Jan m 2013
Hendriks Peter Tegelen 26-5-1924 nee Hendriks Jeu m 2010 Janssen + Rien
Hendriks Wilhelmus Tegelen 4-5-1922 nee
Hendrix Peter L. Tegelen 29-7-1910 nee Hendrix Lot m 1973 Heuvel van den An
Hermanns Peter Tegelen 12-7-1916 nee Hermans Peter Joseph m 1978 Geuskens Gertrudis Hub
Hermanns Peter Tegelen 4-9-1926 nee
Heuvel van den Gerardus Tegelen 19-6-1919 nee Heuvel van den Grad m 1976
Heuvel v.d. Jacobus Tegelen 4-4-1923 nee Heuvel van den Jac m 1983 Noten Mia
Heuvel van den Stephanus Tegelen 7-8-1923 nee Heuvel van den Stef m 2015 Bercken van den Mia
Heuvel van den Theodor Tegelen 5-11-1914 nee Heuvel van den Theo m 2007 Martens + Mientje
Heyden van der Alexander Tegelen 1-9-1921 nee Heijden van der Alex m 1988 Steeghs + Henny
Heyden van der Peter Tegelen 1-2-1893 nee Heijden van der PetrusJohannes m 1976 Trienes + Maria Cornelia
Heymanns Mathilde Tegelen 6-4-1922 nee
Hinssen Peter Egilius Helmond 12-6-1920 nee
Hinssen Wilhelm Tegelen 24-1-1873 Ja, zie http://www.hktegelen.nl/slachtoffers
Holthuysen Arnols Tegelen 8-7-1916 nee Holthuijsen Arnoldus W m 1970 Aarts Johanna
Holthuysen Hermann Tegelen 10-10-1910 nee Holthuysen Herm m 1978 Hubschenko + Vera
Holtman Hendrik Tegelen 2-3-1914 nee
Holtmann Franz Tegelen 8-12-1894 nee
Holtmann Hendrikus Tegelen 22-7-1922 nee Holtman Henk m 1984 Nass + Mia
Holtmann Jakobus Tegelen 9-4-1923 nee
Holtmann Theodor Peter Wilhelmus Tegelen 3-3-1920 nee Holtman Piet m 1980 Herd Helena
Horck van Christian Tegelen 16-2-1902 nee Horck van Christoffel H m 1948 Rutjens Anna Maria
Horck van Hendric Steyl 14-9-1911 nee Horck van Henrikus m 1970 Bergen van Maria
Horms Franz Tegelen 18-7-1920 nee
Houba Maria Johanna Tegelen 5-9-1917 nee Houba Mies v 1994 Rheenen van Karel
Hovens Ch. Tegelen 19-3-1914 nee Hovens Chris m 1980 Bosch Nell
Hovens v.d. Cuno Tegelen 27-4-1912 nee
Hovens Jacobus Johannes Tegelen 26-6-1921 nee Hovens Jacobus Joh. m 1985 Manders Bertha Jos.
Hovens Jakob Tegelen 8-3-1924 nee Hovens Jacques m 1989 Janssen Thërese
Hovens Willy Tegelen 14-6-1921 nee
Huskes Paulus Tegelen 15-7-1923 nee Huskes Paul m 1985 Propst + Elisa
Huys Johann Tegelen 6-3-1901 nee Huijs Johannes Hubertus J. m 1968 Maassen Maria Gertruda Hubertina
Huys Peter Tegelen 10-12-1909 nee Huys Peter Leon. m 1949 Lahnstein + Johanna
Jacobs Anna Tegelen 19-3-1918 nee Jacobs Anna v 2007 Timmermans + Thei
Jacobs Anton Tegelen 20-6-1914 nee Jacobs Toon m 1998 Mierlo van + Nellie
Jansen Gerhardus Tegelen 30-3-1920 nee
Janssen Engelbert Tegelen 9-6-1924 nee
Janssen Heinrich Tegelen 2-9-1856 nee
Janssen Johannes Tegelen 14-12-1925 nee Janssen Jan m 1998 Zanders Billa
Janssen Willem Tegelen 30-12-1876 nee
Jeuken Hubert Tegelen 24-7-1896 nee Jeucken Hubertus Jos. m 1977 Schell Godefrida P
Joaten Hermann Tegelen 10-7-1911 nee Joosten Herm m 2001 Weber + Maria
Jomel van J.J. Tegelen 15-4-1912 nee Bommel van Jan m 1995 Hurk van den + Wilhelmina
Joosten Peter Tegelen 12-1-1924 nee Joosten Jèr m 2002 Hawinkels Tilla
Kerkhof van de Pierre Tegelen 7-11-1924 nee Kerkhof van de Pierre m 2009 Peters + Soffie
Kerkhoff vande Theod. Tegelen 5-4-1918 nee Kerkhof van de Theo m 1990 Propst Annie
Kerren Theo Tegelen nee
Kesselmanns Peter Tegelen 8-4-1903 nee
Kessels Michiel Tegelen 27-4-1924 nee Kessels Michel m 1988 Orval Truus
Klein-Willemsen Elisabeth Christina Tegelen 7-8-1882 Ja, zie http://www.hktegelen.nl/slachtoffers
Koopers Jacobus Josephus Tegelen 25-9-1912 nee Koppers Jacques J m 1953 Bertrand Leonie Marie
Koppers Bernardus Tegelen 25-9-1912 nee Koppers Jacques J m 1953 Bertrand Leonie Marie
Koppers Johanna Tegelen 24-11-1920 nee
Koppers Johannes Tegelen 29-4-1915 nee
Körvers Peter Tegelen 25-12-1907 nee Curvers Pierre m 1992 Schroemges + Mie
Kremers Theodurus Tegelen 1-5-1913 nee
Kreykamp Alphons Tegelen 7-1-1908 nee
Kü?pers – Gitmanns Petronella Tegelen 1-1-1909 nee
Kurstjens Christian Tegelen 6-3-1921 nee
Laenen Johannes Tegelen 30-1-1916 nee Leenen Jo m 1994 Gillessen Helga
Lecluse Franz Kessel 22-5-1915 nee
Leenen Andreas Tegelen 6-4-1907 nee Leenen Drees m 1990 Wegberg van Mien
Leenen Peter Tegelen 13-12-1919 nee Leenen Pierre m 1983 Sanders Mia
Leijsten Johann Marinus Deurne 3-8-1918 nee Leijsten Jan m 1996 Koolen + Miet
Leipsig van Johann Tegelen 16-7-1913 nee
Leipzig van Peter Tegelen 31-1-1921 nee
Linssen Anne Tegelen 12-1-1923 nee Linssen Anny v 1999 Schumacher + Hans
Lucker Peter Paulus Tegelen 6-10-1894 nee Lucker Peter P. m 1969 Bartels Delpfine
Man de Josef Tegelen 9-10-1864 Ja, zie http://www.hktegelen.nl/slachtoffers
Marcelissen Hendrikus Tegelen 8-8-1916 nee
Marcelissen Wilhem Tegelen 1-12-1923 nee Marcelissen Truus v 2004 Weber + Wiel
Martens Wilhelm Tegelen 2-9-1918 nee Martens Willem J. m 1950 Beurskens Martina
Menskes Helene Tegelen 26-7-1896 nee
Minten Gertrud Tegelen 11-1-1922 nee
Mols Josef Tegelen 10-11-1925 nee
Neelen Eberhardus Bartolmäus Tegelen 11-3-1923 nee Neelen Everardus m 1998
Neelen Mathias Jacobus Tegelen 21-4-1921 nee
Niessen Johannes Mart. Tegelen 22-2-1918 nee Niessen Franciscus H m 1993 Velraeds Maria Cath.
Nooyen Maria Johanna Tegelen 9-5-1921 nee Nooijen Miep v 2001 Kerren + Pitter
Oever van der Hendrik Tegelen 15-11-1922 nee
Orval Louis Tegelen 17-8-1923 nee Orval Louis m 2011 Hillekens Annie
Ottenheijn Conradus Franc Tegelen 1-5-1921 nee Ottenheijm Coen m 2012
Peters Geradus 20-3-1907 nee Peters Graadje m 1996 Velpen van + Sophia
Plank Heinrich Tegelen 13-6-1875 Ja, zie http://www.hktegelen.nl/slachtoffers
Pyls Johannes Tegelen 2-12-1920 nee Pijls Sjeng m 1978 Reihs Lies
Quicken Leonardus Tegelen 28-10-1920 nee
Randen von Douwe Droiu yk 8-4-1917 nee Randen van Douwe m 1997 Hauser Petronella
Ras Gerhard Tegelen 20-10-1870 nee
Reijnders Leonardus Wilh. Tegelen 23-8-1917 nee Reijnders Leonardus W m 1984 #ERROR! 0
Relouw Hubertus G. Stadt 11-7-1884 nee
Rens Elisa Johanna Tegelen 24-12-1916 nee
Rens van Matthias Tegelen 29-2-1920 nee
Rens van Pieter Johannes Tegelen 22-8-1913 nee Rens van Pieter Johannes m 1983 Hendrickx Wilhelmina Johanna P
Reus van Wilhelm Tegelen 18-9-1921 nee
Rhee van Gerardus Tegelen 7-3-1922 nee Rhee van Sjraar m 2006 Wasser Mia
Rheenen van Marianne Tegelen 5-9-1917 nee
Ridder Henrica Tegelen 16-3-1921 nee
Roemerman Hendrik Tegelen 9-4-1915 nee Roemermann Hein m 1983 Broekmans M
Roemermann Mathias Tegelen 18-9-1916 nee Roemerman Mathieu (Jeu) m 1998 Seegers + Maria
Rolkes Petrus Tegelen 26-1-1867 Ja, zie http://www.hktegelen.nl/slachtoffers
Ronken Hendrik Tegelen 28-5-1904 nee
Rooze de Cornelius s-Gravenhage 18-3-1923 nee
Saelmans Stephanus Tegelen 9-1-1921 nee Saelmans Fén m 2009 Hendriks Lies
Schartorje Hendricus Helmond 17-8-1921 nee Schatorjé Harrie m 1990 Nouwen Lina
Schattorje Aloysius Helmond 22-4-1914 nee Schatorjé Aloys m 1985 Lieshout van + Bets
Schattorje Petrus Tegelen 19-10-1884 nee
Schell Hubert Tegelen 26-4-1919 nee Schell Jeu m 2000 Huberts Maria
Schell Theodorus Tegelen 2-10-1891 nee
Schell Jac. Hub. Tegelen 28-11-1924 nee Schell Jacob m 1993 Schipper Henny
Scholten Lodewijk Tegelen 30-3-1919 nee Scholten Louis m 2005 Ketelaars + Riet
Schreurs Wilhelmus Tegelen 8-1-1914 nee Schreurs Wiel m 1999 Verheijen + To
Schroemges Andreas Tegelen 19-2-1919 nee
Sieraal Franz Tegelen 9-3-1882 nee
Slaatz Johannes Tegelen 19-3-1906 nee
Sloesen Jos. Aug. Tegelen 18-12-1905 nee Sloesen Joseph August m 1988 Krumbach Catharina HW
Sloesen Ludwig Tegelen 21-7-1917 nee Sloesen Wiel m 2003 Sanders Fien
Sloessen Hendrikus Tegelen 29-6-1913 nee Sloesen Harie m 1993 Tomlow Mien
Smeets Franziskus Hubertus Belfeld 15-4-1920 nee Smeets Frans m 2000 Appel + Elisabeth
Spoelstra Hendrik Tegelen 19-3-1919 nee Spoelstra Hendrik Joseph m 2000 Gielen Catharina M
Spoelstra Peter Tegelen 26-11-1921 nee Spoelstra Peter m 1970 Vermeulen Jacoba Ant.L
Stoffels Hubertus Petrus Tegelen 22-5-1923 nee Stoffels HubertusPetrus m 1967 Peters Henrica J Th
Stoffels Pierre Tegelen 20-1-1918 nee Stoffels Pierre m 1992 Peters Mies
Suntjes Godfried Kessel 15-11-1917 nee Suntjens Frits m 1999 Heinen Iedje
Swinkels Stefan Tegelen 30-12-1912 nee
Symons Friedrich Kevelaer 2-2-1922 nee
Tegelen van Johann 17-4-1875 nee
Thissen Hubertus Tegelen 9-5-1921 nee Thissen Hubèr m 2008 Laak, van de Jo
Tiggelers Hubertus Tegelen 6-6-1909 nee
Timmermann John-L. 26-3-1924 nee Timmermans Lei m 1997 0 Mia
Timmermanns Cornelius Hubertus Tegelen 15-9-1921 nee Timmermans Cor m 2006 Sloesen Mien
Tomlow Peter Tegelen 26-9-1917 nee Tomlow Piet m 1990 Gubbels Nellie
Tosserams Wilhelm Tegelen 9-11-1922 nee Tosserams Wilhelmus Cas. m 1944
Vaessen Koenraad Maasbree 12-2-1921 nee
Velden v.d. Gerad Tegelen 24-2-1910 nee
Verbeeren Lodewikus Tegelen 20-10-1918 nee
Verbony Genard Tegelen 3-5-1917 nee Verbong Sjraar m 1981 Simons Truus
Verlinden Hendrik Tegelen 28-6-1922 nee Verlinden Harrie m 1987 Ummenthun An
Vermazeren Theodor Arcen 24-4-1916 nee Vermazeren Theo m 1997 Litjens Mia
Vermeulen Josef Tegelen 23-3-1899 nee
Verscharen Jacobus Tegelen 24-3-1907 nee
Verstappen Joh. Tegelen 13-3-1911 nee Verstappen Sjeng m 1980 Grosfeld Door
Ververgaart Johannes Theodor Hubert Tegelen 28-5-1876 Ja, zie http://www.hktegelen.nl/slachtoffers
Vervoort Johannes Malthias Tegelen 23-11-1855 nee
Vervoort Johannes Mathias Tegelen 28-11-1855 Ja, zie http://www.hktegelen.nl/slachtoffers
Vervoort Lambertus Tegelen 23-11-1922 nee Vervoort Lambert m 2004 Huberts + Annie
Vinken Jan Tegelen 16-12-1924 nee Vincken Jan Rei. m 1948 Thoen Adriana
Vüllings Margarete Straelen 14-4-1923 nee Vüllings Greet v 1999 Lommen Sraar
Welters Elise Tegelen 1-4-1924 nee
Westheim Eugenm. Tegelen 24-6-1923 nee Westheim Eugène m 1994 Stroetges Gertrud
Willemsen Martinus Tegelen 16-5-1922 nee Willemsen Martinus m 1972
Wolters Josef Venlo 2-7-1922 nee
Zwart Henri Tegelen 13-11-1923 nee Zwart Hay m 2005 Vullings + Rikie

7 reacties

  1. Betreffende de lijst met mensen uit Tegelen : Mijn oom Willem Bongaarts (26-11-1918) staat er wel in, maar Frits Bongaarts (25-03-1925 – 03-12-1944) ontbreekt. Het bewijs is te vinden op mijn website onder http://loekzoekt.nl/Documenten.html.
    Daar staat een kopie van zijn pas voor de arbeidsdienst die hij voldeed in Haren (Groningen) als ik correct ben (112NAD)

    • Loek,

      Klopt, in de lijst staan alleen de namen van mannen die in Duitsland gewerkt hebben. Nationaal archief heeft , zover ik weet, geen verder onderzoek gedaan.

      Jos Wolbertus

  2. Mijn oom Lot Sprengers geb.17-61917, destijds wonend Maashoek 6 Steyl, heeft als dwangarbeider gewerkt in Stettin als schildersknecht. De briefwisseling tussen mijn vader Pierre Sprengers (geb.5-12-1906) en Lot is door de brand van ons huis verloren gegaan.
    Zijn dochter Rien Noten-Sprengers woont in het oude Sprengers-huis Maashoek 6, evenals zijn jongste zoon Geert, Maashoek 8.
    Je zou Rien kunnen mailen of zij meer weet ()

    • Huub

      Ik vind ene Sprengers 17.05 .1917 geb in Adam.

      Hebben we het hier over dezelfde persoon?

      Jos Wolbertus

  3. Ik lees net jullie art. Over de dwangarbeid en de reactie van Huub Sprengers. Het klopt dat mijn vader Lot Sprengers met een aantal mannen bv Piet van Leipzig uit Tegelen gedwongen tewerk werd gesteld als schilder in Stettin (Polen). Wij hebben dagboeken, foto s en briefwisselingen uit die periode. Navraag bij nationaal archief heeft geen resultaat opgeleverd.

  4. Mijn vader Jan Beurskens 1916-1991 heeft ook een verhaal verteld dat hij een soort dwangarbeid in Duitsland heeft moeten verrichten, waar weet ik niet.
    Hij is daar drie keren uit gevlucht en is daarna ondergedoken geweest en de laatste plats was in Helden waar hij mijn moeder trof.
    De oorlog heeft een grote impact op hem gehad, dat kon je aan alles merken.
    Haat tegen Duitsers en ik mocht niet met een Duitser thuiskomen.
    Het ergste wat hij meegemaakt heeft dat zijn eigen vader hem drie keren verraden heeft zodat hij in die werkkampen terecht kwam, daar is altijd een grote geestelijke wond geweest.
    Muziek was zijn vlucht in alles en hij is naar het conservatorium te Maastricht gegaan en is geslaagd voor slagwerk docent, waar hij vele leerlingen het slagwerk bijbracht.
    Mijn jongste broer Hay en ik zijn in deze voetsporen verder gegaan.
    Muziek is voor mij allang verleden tijd en heb wetenschappelijke studies gevolg o.a. klinische psychologie filosofie en gedragswetenschappen.
    Dit was eigenlijk de wens voordat ik naar het Conservatorium ging, maar muziek stond centraal en eigen keuzes hadden we niet, vandaar dat ik later toch ben gaan studeren.

Reacties zijn gesloten.